Zwolle, 11 juni 2013
L.S.
In het onderstaande geven we de achtergrond van onze voorstellen met betrekking tot de inductie en geven we globaal een mogelijke uitwerking.
N.B. Bij het tot stand komen van dit plan hebben we advies ingewonnen bij onder anderen Annet Kil (OC), Hans van der Vlugt (minocw), Sjoerd Slagter (VO-raad) en bij de leden van de Lerarenkamer.
Inleiding
Tot enige jaren geleden konden beginnende leraren slechts rekenen op een warm welkomstwoord aan het begin van het schooljaar als introductie zowel in onderwijs als in school; er is sindsdien veel veranderd: zeer veel scholen kennen nu een ruim inductie-programma. Onder een inductie-programma verstaan we ‘een min of meer geregeld begeleidings-programma op scholen voor beginnende docenten in hun eerste jaren’.
Twee doelen lijken ons daarbij evident: 1) docenten helpen zich tot professionals te ontwikkelen 2) bijdragen aan een welbevinden van docenten, wat niet alleen voor de docenten maar ook een positieve uitwerking heeft voor de scholen, c.q. minder urgent te zijn.
In een dergelijk programma ligt overwegend de nadruk op emotionele ondersteuning en op mogelijke problemen die ontstaan in de sfeer van het klassenmanagement; pedagogiek en vakdidactiek lijken minder aandacht te krijgen.
Elementen van een goed introductieprogramma en van de noodzakelijke rand-voorwaarden die alom onderschreven worden, zijn de volgende:
In een goed introductieprogramma:
1. Wordt de beginnende leraar gekoppeld aan een meer ervaren leraar (mentor)
2. Is er sprake van intensieve samenwerking met andere beginnende leraren om ervaringen uit te wisselen
3. Wordt de beginnende leraar aangemoedigd tot zelfreflectie en het koppelen van eigen ervaring aan onderwijstheorie
4. Bespreekt de beginnende leraar bij binnenkomst zijn sterktes en zwaktes (op basis van de opleiding of eerdere leservaring) en wordt het programma hierop aangepast
5. Bezoekt de beginnende leraar lessen van andere docenten en kijken docenten bij hem/haar in de les mee
6. Is er sprake van een volgordelijkheid in het aanbod van kennis en vaardigheden (niet alles tegelijk aanbieden, maar met de meest fundamentele punten beginnen)
7. Wordt de beginnende leraar ontzien door te starten met minder lessen en geen moeilijke klassen en krijgen ze dispensatie voor bepaalde nevenactiviteiten
8. Wordt de effectiviteit van het programma regelmatig gemeten en wordt dit waar nodig aangepast
9. Daarnaast is het belangrijk dat zittende leraren zich verantwoordelijk voelen voor de (sociale) opvang van de beginnende leraar
10. Middelen beschikbaar zijn voor het introductieprogramma (bijv. tijd van begeleiders).[1]
Deze doelen worden weliswaar door scholen verschillend uitgewerkt en wisselend gewaardeerd, de positieve werking van een dergelijk programma wordt alom onderkend.
Onderzoek laat drie aanbevelingen zien om de invloed van die inductieprogramma’s te bevorderen, namelijk
1) de inductie van beginnende docenten (meer) te faciliteren
2) meer aandacht te besteden aan keuze en opleiding van mentoren
3) de inductie een veel centralere plaats te laten innemen in school.
Tot zover een summier overzicht van hoe er gedacht wordt over inductie.
Voorstel
Wij stellen concreet voor aan de definitie van een inductie-programma toe te voegen een overkoepelend element (‘onder een inductie-programma verstaan we een min of meer geregeld begeleidingsprogramma zowel bovenschools als op schoolniveau voor beginnende docenten in hun eerste jaren’) op basis van een derde doelstelling, namelijk docenten niet alleen voor een school, maar vooral ook te behouden voor het onderwijs. Cruciaal in alle inductie-programma’s die we hebben onderzocht, is namelijk het perspectief – en dus de beperking – van de eigen school; vanuit de schoolorganisaties gezien is dat weliswaar logisch, vanuit het onderwijsveld – OnderwijsCoöperatie en ministerie – gezien volstrekt niet. Concreet geformuleerd: vigerende inductie-programma’s voeren docenten in hun eigen school in, terwijl zeker tegen de achtergrond van de alarmerende cijfers het van groter belang is dat docenten behouden blijven voor het onderwijs: een afknappen op een school in het bijzonder binnen de eerste jaren – waarin praktisch gezien geen tijd is voor wisseling – houdt (nog) teveel een gelijkschakeling in met een afknappen op het onderwijs in zijn algemeenheid.
Ons plan heeft als doelstelling docenten te behouden voor het onderwijs, óók wanneer de eerste match niet de juiste blijkt te zijn.
Het bovenstaande overziend komen we tot een viertal toevoegingen aan reeds bestaande projecten. We splitsen die uit in twee delen, namelijk een activiteit vóór aanvang van de studie en een toevoeging in het vigerende inductie-programma.
Beide plannen evalueren we na twee jaren, beide plannen stellen we waar nodig tussentijds bij en bij beide plannen voorzien wij na de pilot van vier jaren in een opzet voor continuering zonder externe subsidiestromen.
N.B. De OnderwijsCoöperatie met haar specifieke doel het behartigen van het onderwijs op een bovenschoolse wijze, krijgt in ons plan de prominente plaats van penvoerder van het project om te waarborgen dat deze vorm van inductie een onafhankelijk en bovenschools karakter blijft houden.
Voor aanvang van de studie:
1a: Vliegende brigades:
Wij zetten zgn. Vliegende Brigades in voor het werven van nieuwe docenten. Een groep docenten richt zich op het enthousiasmeren van mogelijke aankomende talenten voor de klas. Hierbij valt te denken aan het bedrijfsleven, studenten van de universiteit of hoge scholen, maar ook aan het Mbo. Mensen die misschien al geïnteresseerd zijn maar nog niet de stap hebben genomen om het onderwijs binnen te gaan. Docenten die deze taak op zich nemen hebben bij voorkeur gezien hun status zitting in de Lerarenkamer; hen wordt nadrukkelijk gevraagd medewerking te verlenen om als ambassadeurs van het onderwijs – en niet als vertegenwoordigers van een bepáálde (docenten-)opleiding – hun enthousiasme te delen en voorlichting te geven over werken in het onderwijs. De OnderwijscCoöperatie neemt hierin het voortouw zowel in de verspreiding en in de bekendmaking als in het formeren van een groep ambassadeurs; selectie vindt plaats op basis van verdeling po/mbo/vo, van beschikbaarheid en van regionale spreiding: een team van 9 professionals lijkt ons daarbij voor een pilot van 4 jaren gewenst.
De vorm waarin we deze activiteit gieten is veelvormig, namelijk 1) op verzoek van belangstellenden (te denken valt hierbij ook aan lerarenopleidingen) en 2) in een aanwezigheid op evenementen als de Carrièredagen.
1a Beroeps-oriëntatie
Studenten die nog niet voor het onderwijs gekozen hebben c.q. pre-studenten wordt nadrukkelijk de mogelijkheid geboden om mee te lopen in een onderwijssetting naar keuze om een eerste (dag)ervaring op te doen. Hiervoor worden per sector drie zogenaamde Beroeps Oriëntatie Scholen – gastscholen – aangewezen. Ook hier denken we aan een pilot voor 4 jaar op basis van 9 scholen, ook hier met als voorwaarde de autonomie, zonder directe binding met lerarenopleidingen. Doel hiervan is (pre-) studenten de dagelijkse gang van zaken op school te laten ervaren vanuit het perspectief van de leraar. Om te voorkomen dat ook hier dan weer slechts één perspectief getoond wordt, zijn de ambassadeurs op de hoogte te zijn van de verschillen in (vooral) pedagogische en didactische (maar ook religieuze) perspectieven, m.a.w. een bovenschools perspectief te kunnen innemen. Ook hier prevaleert het onderwijs in zijn algemeenheid boven een bepaalde school in het bijzonder.
De OnderwijsCoöperatie neemt hierin het voortouw zowel in de verspreiding en in de bekendmaking als in het formeren van een negental scholen; selectie vindt plaats op basis van verdeling po/mbo/vo, van beschikbaarheid en van regionale spreiding: een team van 9 scholen lijkt ons daarbij voor een pilot van 4 jaren gewenst.
De vraag van de studenten zal – zo is de ervaring al – zeer persoonsgebonden zijn: de een wil een dag meelopen met een docente, de ander met een klas, een derde wil een cyclus volgen, een vierde de buitenschoolse activiteiten, een ander is meer geïnteresseerd in gesprekken met beginnende docenten etc etc.
De OnderwijsCoöperatie schept mogelijkheden en faciliteert; de organiserende school / docent verantwoordt rechtstreeks aan de coöperatie.
Kosten
Voor de aanvraag koppelen we deze twee voorstellen; we voorzien in een totale kosten van één dagdeel per persoon / per school over een periode van de pilot van 4 jaren waarin opzet, uitwerking, training, uitoefening en evaluatie plaatsvinden; ondersteuning en sturing door de OC stellen we op … uur op jaarbasis
Deze 9 dagdelen komen in totaal neer op een bedrag van … euro per jaar.
Na aanvang van de studie:
2a: Scholingsdagen / Masterclass ‘Lessen in Passie!’
Vijf keer per jaar organiseren leden van de Lerarenkamer een scholingsdag, verspreid over diverse regio’s, voor de beginnende docent. De beginnende docent is iemand die 1 tot 3 jaar werkzaam is binnen het onderwijs. De scholingsdagen worden generiek aangeboden en monden uit in aandacht voor de verschillende sectoren po/mbo/vo.. Het ministerie van OCW dringt er bij de besturen op aan om startende docenten te faciliteren voor deze bijeenkomsten. Dit kan vanuit het scholingsbudget bekostigd worden. Doelstellingen van deze scholingsdagen zijn: ervaringen delen met elkaar, elkaar in een veilige omgeving ontmoeten en het herkennen en erkennen van elkaars succesverhalen en zorgen. De dag zal zo vorm gegeven zijn dat de beginnende docent met een gevoel van gehoord te zijn en met nuttige en bruikbare tips weer met goede moed kan starten aan de nieuwe schooldag. Daarnaast is een doelstelling van scholingsdagen dat de passie voor het vak wordt behouden cq weer wordt hervonden.
Tijdens een scholingsdag ontmoeten startende docenten elkaar en kunnen ze elkaar spreken en ervaringen uitwisselen over de kansen en belemmeringen waar ze in de dagelijkse praktijk tegen aanlopen. Een scholingsdag is een ‘veilige setting’. Leerkrachten komen er om van elkaar te leren en kunnen hier vrijuit praten, zonder beoordeeld te worden (zoals nu veelal het geval is bij de eigen instellingen).
Startende docenten ervaren hier dat niet iedere school hetzelfde werkt en hetzelfde is; ze zien in dat het onderwijs veelzijdig en leuk is, ondanks het feit dat niet iedere werkplek goed past bij iedere docent. Leden van de Lerarenkamer leiden gesprekken en stellen de juiste vragen. Zij zijn de dagvoorzitters en kunnen vanuit hun ervaring als ambassadeur voor het vak niet alleen vanuit een helicopter-view kijken, maar zijn tevens gewend om kernboodschappen krachtig samen te vatten en neer te zetten.
Een ander vast onderdeel van de scholingsdagen zijn de Masterclasses. Startende docenten krijgen tijdens een scholingsdag een masterclass aangeboden, gegeven door zowel docenten als door (andere) onderwijs-gerelateerden.
Scholingsdagen bevatten verschillende thema’s, zoals het gebruik van ICT in de klas, kennen verschillende werkvormen, zoals het ‘netwerkleren’ en bieden zoals gezegd veel onderwijsinformatie.
Degenen die een masterclass verzorgen, doen dit niet uit naam van een instelling, maar uit naam van het onderwijs. Zij hebben een duidelijke beweegreden: de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen waarborgen en zo mogelijk verbeteren. Thema’s en sprekers kunnen per onderwijssector verschillen. De OnderwijsCoöperatie faciliteert de sprekers en de organisatoren van de scholingsdagen.
Daarnaast kennen we de ‘Les in Passie!’ Uit onderzoek is gebleken dat het “innerlijke vuur”, de passie voor het vak, niet vanzelfsprekend blijft branden.[i] De gedachten en ideeën die een beginnend docent heeft over het docentschap en de manier van invulling geven aan het docentschap worden door wetgeving en collectief geformuleerde normen, waarden en doelen begrensd. De beginnende docent zal de uitdaging moeten aangaan om binnen de begrenzing zijn eigen weg te vinden waardoor het innerlijke vuur niet uitdooft maar blijft branden. Eigen normen, waarden, missie en doelen zullen in balans moeten zijn binnen de ruimte waarin ze werken. Door de lessen in passie willen we de beginnende docenten de passie en motivatie waarmee ze het vak zijn gestart weer laten voelen. Dit doen we door (bewezen) geïnspireerde en vooral gepassioneerde leraren te laten spreken in de ‘Les in Passie!’
Aan het eind van een scholingsdag vindt een terugkoppeling plaats. De grootste kansen en bedreigingen worden gezamenlijk samengevat; deelnemers krijgen nadrukkelijk de mogelijkheid om een afsluitende opmerking maken.
Mochten er nog docenten zijn die echt het gevoel hebben vast te lopen en een dringende hulpvraag hebben, dan zullen o.a. leden van de Lerarenkamer deze doorverwijzen voor trajectbegeleiding (Zie 2B, trajectbegeleiding). Dit plan wordt ondersteund door een ‘community’ op de website van de OC.
Een werkgroep ‘startende docenten (van de lidorganiasaties)’ wordt hiervoor o.l.v. de Lerarenkamer / OC opgericht.
2b. Trajectbegeleiding:
Tijdens scholingsdagen komen kansen en bedreigingen aan de orde. Wellicht zijn er startende docenten die zijn vastgelopen en er binnen de eigen instelling niet meer zelfstandig uit kunnen komen; wellicht zijn er startende docenten met specifieke problematiek die dringend hulp nodig hebben; wij verwijzen hierbij naar het de cijfers van het minocw die aangeven dat slechts 28% van de starters na 5 jaren nog werkzaam is in het onderwijs.
Om deze mensen weer energiek, betrokken en goed aan het werk te krijgen én om de scholingsdagen nog succesvoller en waardevoller te maken, kunnen deze startende docenten in aanmerking komen voor trajectbegeleiding.
Organisatoren van de scholingsdagen kunnen docenten doorverwijzen voor traject-begeleiding. De startende docent kan de contactgegevens uitwisselen van een onderwijsconsulent van de OnderwijsCoöperatie opdat een eerste stap gezet kan worden, altijd indachtige de leuze ‘van, voor en door leraren!’
Kosten
Voor de aanvraag worden deze twee voorstellen gekoppeld en voorzien we in een totale kosten van …
Planning Inductieprogramma startende leraren
-aktie -tijdsplanning / bemanning
uitwerken plan voor OCW juni
—-Mathijs / Thea / Jan
uitwerken aanvraag Minocw juni
—-Bert / Jan
opzet van het programma,
ontwikkelen programma
gesprekken met Lidorganisaties en Geassocieerden,
vaststellen draaiboek september – december
—-OC / leden Lerarenkamer,
i.h.b. Mathijs / Thea / Jan
bekendmaking aan beginnende leraren start op de DvdL
—-OC
bemanning plannen oktober – december
—-OC / leden Lerarenkamer
start inductie programma januari 2014
—-OC + gehele team
[1] Kessels (2010). The influence of introduction programs on beginning teachers wellbeing and professional development. ICLON, pagina’s 14 en 15
Inspectie van het Onderwijs (2010). De begeleiding van beginnende leraren in het onderwijs, pagina 20.
[i] Canrinus, E.T. e.a (2011) Self-efficacy, job satisfaction, motivation and commitment, exploring the relationships between indicators of teachers’ professional identity. In: European Journal of Psychology of Education.