Jan Verweij: leraar van het jaar 2012 in het vo
Portret van een bevlogen onderwijsman
DE HEMEL OP AARDE BRENGT DE HEL VOORT
Gerrit-Jan Meulenbeld
Er heerst een enorme nostalgie in het onderwijs
Jan Verweij is bijna zestig jaar, maar heeft de uitstraling van een jonge hond. Een collega vond dat de verkiezing van ’Leraar van het jaar’ iets voor hem was, maar Jan had geen zin om mee te doen aan een soort ‘So you think you can teach’, ‘ik vind mezelf niet de beste, leukste leraar, wil dat ook niet zijn.’
Toen hij hoorde dat de prijswinnaar zou mogen lunchen met Willem-Alexander en Maxima, werd het al iets aantrekkelijker, maar vooral het feit dat hij een forum zou hebben om zijn ideeën over het onderwijs te spuien, haalde hem over. ‘Ik heb na 34 jaar in het onderwijs wel een mening en denk op deze manier iets te kunnen bereiken voor mijn school en het onderwijs. Even dacht ik als excuustruus gebruikt te worden, maar er wordt naar je geluisterd. Ik wil de trots van onderwijsgevend Nederland naar boven halen. Dat mogen we veel meer laten zien.’
De verkiezing is geen kinnesinne, vertelt Verweij. ‘Als je bij de laatste tien zit moet je van alles doen, je visie op onderwijs geven voor een panel, een ‘elevatorpitch’ doen, een film laten maken over jezelf, de leerlingen evalueren je aan de hand van zeventig vragen.’
Onderwijscarrière
Verweij is docent op het Odulphuscollege in de binnenstad van Tilburg. Zelf deed hij zijn middelbare schoolopleiding op het Ignatiuscollege in Amsterdam. Hij voelt nog bewonderring voor de paters van wie hij les kreeg. Hij vond het een heel prettige tijd. Op het einde van die periode wilde hij het onderwijs in, studeerde achtereenvolgens Nederlands, geschiedenis en filosofie, deed in alle drie zijn doctoraal en promoveerde recent in de filosofie. ‘Ik heb een wat onrustige natuur en studeerde goed en graag, bovendien vind ik dat je als docent blijvend moet ervaren hoe het is om te leren. Het werkt louterend om iets te doen wat je niet snapt. Alleen zo kun je je verplaatsen in de leerling.’ Hij geeft op dit moment Nederlands, geschiedenis en filosofie en de nieuwe vakken trivium (red. = retorica, logica en grammatica op atheneum 3) en humaniora (red.= een soort categoriaal gymnasium eerste leerjaar), ‘ik vul de gaten in het rooster’, zegt hij gekscherend. ‘Op deze manier is voor mij geen jaar hetzelfde, dat vind ik prettig. Ik heb gekregen wat ik wilde. Ik heb wel eens momenten gehad dat ik dacht dat ik carrière moest gaan maken buiten het onderwijs. Strikt genomen kun je die in het onderwijs ook niet maken, maar het onderwijs heeft je zo veel te bieden. Ik heb carrière gemaakt in het onderwijs, zeg ik nu, omdat ik altijd de mogelijkheid heb gekregen om te studeren en nieuwe dingen te ontwikkelen. Dat wil niet zeggen dat het niet nog beter zou kunnen. Meer differentiatie in de functies in het onderwijs zou geen kwaad kunnen: docent in opleiding, junior-docent, senior-docent. Dat ik op mijn 52e Bapo kreeg, vond ik beledigend. Ik heb er niet van afgezien, maar het geeft toch aan dat je als oudere docent minder zou kunnen bijdragen. Het gaat niet om minder, maar anders.’
Werkdruk?
In dertig jaar is er in het onderwijs weinig veranderd, zegt Verweij, het denken bij beleidsmakers lijkt stilgestaan te hebben, ‘in de politiek staat het onderwijs onderaan. Je haren rijzen te berge als je de onderwijsprogramma’s van politieke programma’s leest. En als er iets bedacht wordt, moet iedereen het op dezelfde manier doen. ‘De hemel op aarde brengt de hel voort’, zei Karl Popper al. Ook de mensen in het onderwijs laten het afweten, durven niet los te laten. Er heerst een enorme nostalgie, we zijn nog veel te veel koning in ons eigen klaslokaal, denken autonoom bezig te zijn, maar feitelijk is het solistisch. Waarom blijven we zo hangen aan het centraal eindexamen? Wat dat kost aan energie, zenuwen, lesuitval. We kunnen de kwaliteit van het onderwijs ook borgen via visitatiecommissies.
Dat de werkdruk is toegenomen door meer verantwoording, ervaar ik zelf niet. Wat het onderwijs zwaar maakt, is de piekbelasting tijdens bijvoorbeeld een eindexamenperiode, maar ook dat je uren achter elkaar geconcentreerd moet zijn. En we hebben nauwelijks nog het eigenaarschap over het onderwijs. De samenleving, de overheid is daar heel bepalend in, gelukkig is filosofie nog een vak waar alle vrijheid heerst.’
Kern van onderwijs
Toch is Verweij minder in onderwijsstructuren geïnteresseerd dan je op basis van zijn uitspraken zou verwachten. ‘Als ik als docent maar de gelegenheid krijg om datgene te doen wat in mijn ogen de kern van onderwijs, van het leraarschap is, namelijk kinderen leren denken. Dat is vooral een attitude, leerlingen moeten boven de stof kunnen gaan staan.’ Voor Verweij is reflectie inherent aan het leven, als filosoof ook zelfreflectie: ‘reflectie, kritiek krijgen, veranderen is de kern van onderwezen worden en dus ook van onderwijzen. ‘Een onbedacht leven is geen leven’, zegt … van Asperen. Ik werk op een AOS (academische opleidingsschool) waarin we niet alleen bij studenten een academische, onderzoekende houding willen ontwikkelen, maar ook bij leraren! Het lerarenregister kan daar trouwens ook aan bijdragen.’
‘Met welk vak je dat doet, de inhoud, is niet zo belangrijk,’ zegt hij, ‘ook hoe je dat doet, hoeft niet hetzelfde te zijn. Lessen zijn niet planbaar. Leerlingen reageren vaak zodanig dat je er wel op moet ingaan. Ik heb laatst een les gegeven waarin het begrip ‘schaamte’ aan de orde kwam: mensen schamen zich het meest voor degenen die ze het belangrijkst vinden. Dat snappen ze, maar toen vroegen ze wanneer ik me het meest geschaamd had. Ik heb gezegd dat ze dat geen moer aangaat, maar wel andere voorbeelden gegeven en gezegd dat ik me het meeste schaam voor de dingen die ik niet heb gedaan. Je moet dus met openheid en met vertrouwen voor de klas staan. Dat krijg je drie keer terug.’
Het maakt dus veel uit wie er voor de klas staat, zegt Verweij: ‘als leraar zet je de toon. Onderwijs hoeft niet nuttig te zijn, vind ik, maar zinnig, terwijl op nuttig, meetbaar, wel steeds meer de nadruk komt te liggen. Wiskunde, economie staan op een hoog podium, hebben aanzien, alsof ze moeilijker zijn. Ze zijn in ieder geval makkelijker te beoordelen, want meetbaar. De stelling van Pythagoras heb je in je latere leven nauwelijks nodig. Ja, mijn vak trivium heeft de uitstraling van een fietshok, dat doe ik bewust, maar ik daag de leerlingen wel uit een voldoende te halen. Als je leerlingen in hun latere leven vraagt van welke vakken ze het meest geleerd hebben, noemen ze geschiedenis. Bovendien weten we dat je een vak als wiskunde, scheikunde, natuurkunde in korte tijd kunt inhalen. Ik ken een hoogleraar scheikunde die lang geleden zei dat we leerlingen geen scheikunde moesten laten kiezen, ‘dat leren wij ze wel, doen jullie de rest’. Kennis die niet maakt dat je wordt wat je kent, is niet zo belangrijk. De vraag is of je door de opgedane kennis verandert, rijker wordt. In plaats daarvan houden we vast aan kennis die meetbaar is.’ Ik weet niet waar dat vandaan komt. Nostalgie, wantrouwen?’
Beeldvorming
Leraren hebben veel gezag verloren, vindt Verweij, zoals andere beroepsgroepen. ‘Een gymnasiumleerling vroeg me eens of ik ook op het gymnasium had gezeten en waarom ik dan niet was gaan studeren. We moeten veel meer aan beroepsoriëntatie doen. Van de studenten die voor het onderwijs kiest, valt driekwart af. Dat komt vooral omdat ze tegen een bepaalde docent of schoolleider oplopen. Dat kan voorkomen worden door meer te kijken naar een passende stageplek en een betere begeleiding.’
Volgens Verweij is school veel minder schools dan velen denken, er gebeurt heel veel. Hij vindt het fantastisch om de leerlingen in deze fase van hun leven te begeleiden, ‘ze komen als kinderen binnen en gaan als jong volwassenen weg. Maar als ik vertel dat ik in het onderwijs werk, word ik meewarig aangekeken. Iedereen lijkt bovendien verstand van onderwijs te hebben, we hebben 17 miljoen onderwijscoaches. Ik generaliseer, maar volgens mij komt dat omdat ouders willen dat het anderhalve kind dat ze hebben, succesvol is. Als je vijf kinderen hebt, is dat minder belangrijk. Het is volgens mij ook een verklaring voor het feit dat we zoveel kinderen met adhd, autisme, dyslexie hebben. De druk op kinderen en onderwijs is enorm toegenomen, dus als kinderen niet voldoende presteren, hebben wij het gedaan. Daarnaast is er een hang naar uniformiteit, iedere leerling moet voldoen aan hetzelfde niveau. Waarom stellen we alleen een minimumniveau vast en gaan we niet meer differentiëren in eindniveau per leerling, ook als het om excellentie gaat. Als ik vroeger thuiskwam met mijn rapport, vond mijn moeder dat mijn 8 voor Frans best een 9 kon worden en zei ze niet dat mijn 5 voor wiskunde een 7 moest worden. Ik heb zelf ook heel lang vooral aandacht gehad voor de slechtste leerlingen vanuit het adagium van ‘gelijke kansen voor iedereen’, terwijl ik er steeds meer achter kom dat ik leerlingen wil laten excelleren waar ze goed in zijn. Aan dat gelijkheidsdenken lijdt het onderwijs sterk.’
Toch vindt Verweij de gezagscrisis waar ook het onderwijs last van heeft, niet alleen negatief. Het geeft ook aan dat mensen mondiger zijn geworden. En het is niet verkeerd dat het onderwijs meer verantwoordelijkheid moet afleggen. ‘De individualisering betekent ook dat je je niet meer kunt verschuilen achter de groep, het gaat om jou, hoe solidair en tolerant jij bent. En als ik op die manier naar de leerlingen kijk, ben ik positief.’