ingezonden brief Brabants Dagblad – oktober 2012

DE SCHOOL WORDT WEER SCHOOLS
Als Leraar van het Jaar heb ik een functie zonder taakomschrijving, maar één doel heb ik me nadrukkelijk gesteld: het onderwijs in de breedste zin promoten. Dat voornemen zou toch een band moeten scheppen met de minister, maar de werkelijkheid is helaas anders.
Hoe mooi zou het zijn als ik – met haar – in het komende jaar ‘school’ zou kunnen loskoppelen van het begrip ‘schools’. Dat laatste staat namelijk voor saai, voor benepen, voor sleur, voor kinderlijk, hokjes-denken en spruitjeslucht, maar hoe anders is de praktijk! Loop eens door een school en hoor hoe kwartjes vallen bij lessen als geschiedenis en scheikunde, hoor hoe er uitleg gegeven wordt over een excursie, zie hoe leerlingen samenwerken en merk hoeveel projecten er van de grond komen; verwonder je over de ijver van leerlingen en over de inzet van leerkrachten. Ervaar hun enthousiasme, de graagte ook waarmee oud-leerlingen zich wéér inschrijven voor een reünie. Het is misschien niet cool om te zeggen dat de schooltijd een aangename periode is, maar ze is dat wel.
Een school is alles, behalve juist schools. Maar vooroordelen krijg je er niet uit, zeker niet in één jaar.
De minister heeft nu geoordeeld het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming, CKV, zo goed als op te heffen. De argumentatie hiervoor is dat Nederlands, Wiskunde en Engels belangrijker zijn. In deze bewijsvoering is werkelijk geen speld tussen te krijgen omdat er al hele boomstammen tussendoor waaien. Zoiets als geen sport willen kijken omdat de honger in de wereld erger is. Hoe het afschaffen van het ene vak eenduidig zal leiden tot een verhoging van het niveau van andere, zegt ze niet. Nee, logisch….
De vraag die ten grondslag zou móeten liggen aan deze discussie, is waarvoor onderwijs ten diepste dient. Politieke partijen hebben zich eerder in hun verkiezingsprogramma’s al lelijk in de kaart laten kijken. Niet alleen bleek onderwijs geen onderwerp van gesprek – ja, de langstudeerboete, maar die heeft toch niets met onderwijs te maken? -,  partijprogramma’s spraken letterlijk van ’voorstander te zijn van goed onderwijs’, van voornemens om het onderwijs ‘voldoende middelen te verschaffen’ en ook van intenties de scholen ‘niet te groot en niet te klein’ te laten zijn: operatie ‘Open Deuren en Holle Frasen’ geformuleerd door de firma Prietpraat & Geneuzel. Het onderwijs is helaas – zo moet je wel constateren – totaal geen onderwerp van politiek gesprek.
Hoe anders gaat het op verjaardagsfeestjes of langs het hockeyveld! Iedereen heeft immers op school gezeten, dat geeft ons land niet alleen 16 miljoen bondscoaches, maar ook net zoveel onderwijskenners met jarenlange ervaring. Het probleem is alleen dat iedereen een mening heeft over het hóe, maar dat over het wát niet, nee nooit wordt gedacht. Iedereen is toch voor goed onderwijs? Nou dan! In de discussie of onderwijzen vaten vullen is of vuren ontsteken, kiest de minister linea recta overduidelijk voor het eerste. Van vatenvullers worden we dan weer vakkenvullers: het schrikbeeld dat we onze leerlingen voorhouden, doen we ze dan zelf voor.
Is dit cynisch? Ja, een beetje wel. En dat mag niet, zeker niet in en over het onderwijs. Maar we zijn zó uit het oog verloren waar het in het onderwijs omdraait. Het voorgezet onderwijs bereidt mensen voor op het wetenschappelijk onderwijs. Merk op: een vóórbereiding, geen afsluiting. Je kunt met een vwo-diploma dus (godzijdank!) helemaal niets; de term eindexamen is een verkeerde. Vwo-leerlingen leren we alleen denken: dáár gaat het om. Wat je bij lichamelijke oefening doet met fysieke spieren, doe je bij de andere vakken met geestelijke. Net zomin als gymnastiek nut heeft, maar ó zo zinnig is, zo hebben wiskunde, aardrijkskunde en geschiedenis geen nut: je leert wiskunde om de wiskunde, niet omdat je ooit de stelling van Pythagoras moet gebruiken, je leert aardrijkskunde om aardrijkskunde, niet omdat je moet weten waar Amersfoort (het is geen Tomtom-ologie) en geschiedenis leer je niet opdat je dan iets kunt verklaren, want het is geen oorzakenleer. De kern is deze: in het onderwijs is er geen plaats voor nut, alles dient gericht te zijn op zin.
En CKV? Het plezier waarmee leerlingen kunst beschouwen, naar de schouwburg gaan en ontdekken dat ze voor opera te jong zijn, maar moderne dans juist mooi vinden (of andersom), verwonderd zijn over een kunstwerk en lyrisch over een film kunnen praten: dat zou niet thuis horen op een school maar zomaar aangewaaid moeten komen? Dat zou niet het leren denken bevorderen? De waarheid is dat deze minister op de golven van populisme en gedragen door vleugels van nuttigheidsdenken kiest voor nut: een beleid met de diepgang van een kano en met de geldingsdrang van de Titanic (en helaas: was de ijsberg de PVV, het schip dobbert nog door; zou een demissionair minister niet enige terughoudendheid moeten betrachten?). Nee, minister, de waarheid is deze: onderwijs is helemaal nergens goed voor, daarvoor is het veel te belangrijk! Onderwijs is er om leerlingen te laten denken, zich te laten verwonderen, de wereld om zich heen te zien groeien, meningen juist niet, maar mensen juist wel bij voorbaat te respecteren en in te zien dat platte termen als ‘meten is weten’ niet van deze tijd zijn. Onderwijs is te kwetsbaar om voor karretjes te spannen, onderwijzen is weliswaar durven toegeven dat je het zelf niet altijd weet omdat er nou eenmaal niet één waarheid is, maar daarmee is nog niet alles óók waar.

CKV afschaffen is financieel aantrekkelijk en rekenen is belangrijk. Ja, minister.
Nee, minister, het is géén goed plan: u maakt school weer een beetje schools.

dr. Jan Verweij,
docent St.-Odulphuslyceum te Tilburg.