DE zin van het leven

De Volkskrant vroeg om een inzending over DE ZIN VAN HET LEVEN

Mijn bijdrage:

Jan Verweij, katholiek vanaf de wieg, (nog even) docent in het middelbaar onderwijs, herinnert zich de vraag  ‘Waartoe zijn wij op aarde?’
Zo opende de catechismus. Het antwoord luidde:
‘Wij zijn op aarde om God te dienen en om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.’


Ik heb mijn leven lang gezocht naar een antwoord
en net nu ik tegen mijn pensionering aanzit,
heb ik het gevonden, al zal niet iedereen het bevredigen.
Maar het is gevonden.
En het is op tijd.

 

Ben je zo katholiek opgevoed?
Nee hoor, thuis niet; mijn ouders lieten dat wijselijk over aan nonnen en aan broeders. Ach, Brabant was vroeger doordrenkt van het katholicisme. Mijn vrouw en ik hebben zelfs nog geprobeerd te trouwen in de Sint Pieter in Rome, en als de bevriende priester die ons zou trouwen – die we natuurlijk ‘oom’ noemden – niet opeens was overleden, was dat nog gebeurd ook.
Zelfs het willen ontkomen aan de regels van dat geloof, resulteerde in het tegenovergestelde: hoe kon je in godsnaam op een jongensschool anders in contact met meisjes komen dan op het plaatselijk kerkkoor te gaan? Achteraf heb ik vaak moeten denken aan de dichtregels van Levi  Weemoedt ‘Uit prille borstjes werd zo bovenaards gezongen / dat ik geen broeksknoop heb, of hij is wel gesprongen.’ Dus geen religieuze drijfveren hoor!
Maar die catechismus…. Ik zie de kaft nog voor me: met een zwart-wit foto (dacht ik toen!) van Christus op de voorkant.

En later?
De jezuïeten natuurlijk. Mooie tijd. Ik heb achteraf grote waardering voor die mannen, het waren intellectuelen pur sang, met twee of drie doctoralen voor de klas, gepromoveerden ook. Het motto van de orde Ad Majorem Dei Gloriam (ter meerdere glorie van god) werd ons al de eerste les geleerd. Voortaan dienden wij boven ieder proefwerk éérst AMDG te schrijven. Een onvoldoende halen was dan meteen een belediging voor Hem-van-Hierboven. Da’s typisch jezuïtisch.  ‘Mannen waren het, maar aardige mannen’ zou Nescio zeggen. Tenminste voor mij.
Een mooie schooltijd, ik wilde daar wel blijven en ben het onderwijs ingegaan. Drie doctoralen ja. En gepromoveerd. Niet meer eenduidig door het AMDG, maar waar die bewuste D in mijn leven voor heeft gestaan, is nogal wisselend geweest. Met bewijsdrang of perfectionisme heeft dat overigens niets te maken gehad. Net als eigenwijsheid beschouw ik die als domme zonden: het antieke gnoti seauton, ken u zelve, (de samenvatting van de antieke religie) onderschrijf ik zeer.

Een zonde?
Ja, een zonde. Eigenwijsheid gaat in tegen alles waar ik voor sta. Begrijp me goed, de mildheid heeft het niet overgenomen (verre van dat), maar torenhoge ego’s zijn bijna altijd de oorzaak van veel ellende. Gelukkig komen ze vaak snel ten val (en gelukkig vaak ook hard).

Heb je de zin elders gevonden?
Ja, maar niet bij ‘n andere religie. Het geloof is van me afgegleden als een oude jas en opeens stond ik in de kou. Rituelen houd ik overigens wel in ere. De Heilige Rita roep ik om de zoveel jaren aan als het weer eens is misgegaan in mijn leven; ik geloof wel dat ze aan mijn kant staat. Ook praat ik af en toe met mijn moeder die al bijna 20 jaar dood is. De mooiste dichtregel van Ida Gerhardt luidt ‘er is een weten van elkaar, dat tijd en afstand overwint.’ Als ik wat tegen haar zeg, luistert ze, en andersom.
Maar nee, een ander geloof zou ik als ontrouw beschouwen, erger nog als een soort negatie van het voorafgaande katholicisme.

Maar heb je de zin gevonden?
Ja, na lange omzwervingen, na vele lessen denk ik. Zoals al die monniken vroeger liepen tijdens het overdenken; je ziet in oude abdijen de paden daarvan nog, dat zijn labyrinten. Een doolhof is een kermisattractie, een labyrint kent een uitweg als je het pad maar blijft volgen, ook al gaat die van links naar rechts en weer naar links en zelfs weer terug. Het afwegen, bezinnen, opnieuw formuleren en soms tot een nieuwe mening komen gaat nooit in één rechte lijn. Leven gaat in schokken.
De jas is weliswaar al jaren uit, maar ik was dit jaar nog wel een week met leerlingen in Taizé om te luisteren naar de stem in jezelf. Veel wandelen, veel niets doen. Het niets doen wordt zo onderschat. Als ik gepensioneerd ben, ga ik niets doen. Niet iets niet doen, maar niets doen: dat  levert per saldo het meeste op in je leven, de mogelijkheid tot nadenken voorop.

We waren bij de zin gebleven.
Ja, die verdomde zin. Nou als dé zin in het leven bestond, zou ik hem proberen te ontlopen. En bestrijden uit alle macht, en niet alleen uit een puberale recalcitrantie!
Ik las net naar aanleiding van de oudejaarsconference van Claudia de Breij dat ze had gezegd ’leuk hè dat het demonstreren weer terug is?’ Ik ben het daar zó mee eens! De wereld lijkt verzadigd, zelfs vergeven van onverschilligheid en ja-knikkers. Volgens Ilja Pfeijffer is die onverschilligheid onze grootste bananenschil: wat práchtig gezegd.
Ik had een rector die in het managers-jargon zei dat wrijving glans opleverde. God, wat had ik een hekel aan dat mens, vooral omdat ze zich juist omringde met ja-knikkers. Alle neuzen dezelfde kant op en dat soort praat. Diversiteit is rijkdom. En dé zin is er niet. En daar ben ik reuze blij om. Zin is voor iedereen anders, en wat is het een verrijking van je leven als je dat eenmaal aanvaardt.

Wordt je antwoord een cliffhanger?
Nee, maar ik aarzel om het te geven. Omdat ieder mens anders is, is de invulling in zingeving in humanistisch perspectief anders. De kapelaan had het vroeger al over talenten, Aristoteles had het over kardinale deugden, die later weer door de katholieke kerk zijn omgevormd tot de zeven deugden. Van deze vier – prudentia, iustitia, fortitudo en temperantia – staan voor mij de eerste en de derde bovenaan. Die tweede, de rechtvaardigheid, vind ik moeilijk, al trekt het maathouden met het maathouden me wel.
De stoïcijn Epictetus leert ons ‘geef me de moed te accepteren wat niet in mijn vermogen ligt, de kracht om alles te doen wat in mijn vermogen ligt en de wijsheid tussen die twee onderscheid te maken.’ Wijsheid en moed: daar draait het om.

Er is toch een verschil tussen een levensles en dé zin?
Ja natuurlijk, ik draai er inderdaad enigszins omheen. Op mijn napelslijst (vertaling van bucketlist) staat alleen maar: dronken worden. Het liefste stomdronken. Baudelaire dichtte het al:  Il faut être toujours ivre. ( … ) Mais de quoi? De vin, de poésie, de vertu, à votre guise. Mais enivrez-vous. Het maakt dus niet uit hóe je dronken wordt, of het is door wijn, door poëzie of door deugdzaamheid, als je je maar laaft aan datgene waar je voor staat, aan verschilligheid, aan passie, aan keuzes.

De zin is dus groots en meeslepend te leven?
Nee zeg, alsjeblieft niet. Als we dat allemaal zouden proberen, zouden we allemaal kleine Baudetjes worden. God bespaar ons! Ook een klein, hoekig en morsig leven, een met vallen-en-opstaan, een van links en rechts, maar wel een met de lat hoog, met schrammen en bulten en met vallen en weer opstaan stel ik boven een leven dat van een glijbaan afgaat. Ook filatelisten, heemkundigen en line-dancers (ik noem maar wat mensen op die in de ogen van velen een suffe invulling aan het leven geven) worden dronken. Zij die hierbij meewarig en vol dedain hun hoofd staan te schudden, staan aan de wal, als de bekende stuurlui.

Dus dronken worden?
Ja. Dé algemene zin is dronkenschap. Natuurlijk is dat antwoord wat ontwijkend omdat de inhoud voor iedereen anders is, maar als ik iets wens te verdedigen is het de variëteit: alle neuzen een totaal andere kant op aub! Mooi grafschrift.

En …. zelf een geslaagd leven?
Nou, nee … volgens dat criterium niet. Ik heb bijna een leven lang in het onderwijs gewerkt en daarin tot mijn spijt juist een homogeniteit als eenheidsworst nagestreefd; het is onvoorstelbaar hoe we nog steeds leerlingen die zó verschillend zijn allemaal dezelfde vakken laten volgen met dezelfde methoden en met dezelfde eisen op hetzelfde niveau.
Mijn conrector zei bij zijn afscheid: ‘ik heb zulke lélijke mèskes zulke móóie vrouwen zien worden’ (daarvoor zou hij nu een me-too’tje aan zijn broek krijgen): de groei ná die homogeniserende schooltijd als iedereen eindelijk zijn of haar passie mag kiezen, is zó mooi: ‘wijn, poëzie of deugdzaamheid.’

Spijt?
Ja, soms. Voortschrijdend inzicht heet dat. Dronken worden is de zin, zo simpel eigenlijk.
Maar helaas, ook  dronkenschappen gaan over: net als ‘wij zijn op aarde om God te dienen en om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn’ reiken ze nooit ver genoeg. En na iedere stevige dronkenschap volgt een  huizenhoge kater (daarom is het ook zo oneerlijk dat we doodgaan).

Dus op mijn crematie later liever geen koffie met cake, veel liever een luidkeels ‘proost!’ En dat dan tot vér na sluitingstijd.