Column onderwijs2032

Tégen de berusting!

een kroniek van een handelsreiziger in onderwijsvernieuwing

Levensmotto’s hebben me altijd al getrokken: het overzichtelijke, het eenduidige en het praktische ervan heeft zo zijn voordelen. Ik bedoel dan niet het eeuwige carpe diem (zeker niet het eigentijdse YOLO!) of vergelijkbare platitudes, maar eerder bijvoorbeeld Spinoza’s motto bene agere et laetari: doe goed en wees blij. Bij een leerlinge zag ik deze week dat ze op haar agenda had geschreven the idea is to die young as late as possible. Dat soort uitspraken – ik weet: het is een hang naar een kinderlijke overzichtelijkheid – spreekt me aan.
Maar eerst het onderwijs nu.
Als een handelsreiziger in onderwijsvernieuwing probeer ik overal het gedachtegoed van onderwijs2032 te verspreiden. Dit doe ik op scholen, op universiteiten, voor conservatieve en soms zelfs reactionaire nee-stemmers en ook voor vooroplopers voor wie elke verandering meteen een verbetering is, zelfs als die een verslechtering is (zoals een kleine variatie op het aforisme van J.C. Bloem luidt).
Onderwijs2032 is een hot onderwijs-item. Het lag en ligt wat onder vuur de laatste tijd. Wat meer dan een jaar geleden begon als een mooi drama, leek zich te ontwikkelen tot een soap of soms zelfs tot een tragedie. Bij de uitzending van Lubach zat ik met gekromde tenen voor de televisie te kijken. Ik weet: relativering is een groot goed, maar mij lukte het helaas niet. Na de uitzending leek het wel of onderwijs2032 als aangeschoten wild de favoriete prooi werd van elke columnist: niet alleen opzet en doelstelling, maar ook vormgeving en taalgebruik, ja zelfs aanleiding en draagvlak werden op de korrel genomen. Taalgrapjes op de naam van de voorzitter Schnabel (de ‘schnabeltjeskrant’) gaven wat mij betreft goed het niveau aan. Toen God het niet meer wist, schiep hij de columnist, zo herinnerde ik me vals een aforisme van – ik meen –  C. Buddingh’.
Heel goed dat er variëteit in denken is, maar ik betrapte menig columnist op aperte fouten en vooral op vooringenomenheid. Tegenactie leek mij geboden en dus trek ik het land in, de afgelopen week zelfs vier keer en daarover schrijf ik u nu, als in een kroniek. Een beetje vooringenomen, dat dan weer wel, dus u bent gewaarschuwd.
De week begon in Doorn, bij een groep onder de naam Beta Challenge: plm. 40 onderwijsgevenden die met gepast kritische zin mijn verhaal aanhoorden. Op mijn vraag wie voor het plan warm liep, stak er één zijn vinger op. Opvallend is het wantrouwen na zóveel veranderingen (die weer allemaal teniet werden gedaan); waarom zou je je immers inspannen voor iets dat tóch weer sneuvelt? We stelden vast dat in het algemeen cynisme niet gepast is en in het onderwijs in het bijzonder niet. Na anderhalf uur nog een keer: wie loopt hier warm voor het plan? Een grote olievlekwerking goddank. Als een van de positieve onderdelen is dat we het eigenaarschap weer bij de docent leggen, dienen we het plan eerst met alle docenten uitvoerig door te nemen, maar ja: er werken 250.000 mensen in het onderwijs!  Hoeveel hebben we er bereikt? Hoeveel sessies zijn er geweest? Hoeveel adviesvangers hebben hoeveel scholen bezocht?
Te weinig denk ik nu. Veel te weinig. Opgelegde vrijheid ervaart men niet als vrijheid; da’s logisch zou J.C. gezegd hebben. Overleg en voorlichting  zijn nodig, bruggen slaan en verbinden. We hadden meer maizena moeten gebruiken, zo zou een oud-rector van me gezegd hebben.
Twee dagen later zit samen met Theo Douma  in Utrecht bij Dudoc Alpha: wederom een groep kritische docenten, begaan met het onderwijs (op zaterdagochtend toch maar weer mooi allemaal aanwezig!). Ook hier vragen over de vrijheid, of anderen die vrijheid misschien niet gaan misbruiken, of anderen óók inleveren om de ruimte te krijgen die we willen, over minimumeisen om de zekerheid te borgen.  En ook hier: bruisende ideeën over hoe het allemaal moet, of die wellicht passen binnen onderwijs2032 (nee, legt Theo geduldig uit, er past niets en toch ook alles want elke school krijgt juist die vrijheid) en of de kwaliteit gewaarborgd blijft. Zorg om het onderwijs is er overal, de wil om te verbeteren zit in iedereen, maar het vertrouwen….
Onderwijs2032 kent in zijn implementatie een groot Prisoners Dilemma, zo blijkt keer op keer.
Zondag zie ik Karin den Heijer en Paul Schnabel op de televisie bij Buitenhof. Onderwijswijs2032 blijkt nog actueel! Ik verheug me bij voorbaat.
Het wordt een gelijkspel wat betreft het begaan zijn met het onderwijs, maar ook hier misverstanden. Karin speelt op de man, Paul strooit met argumenta ad hominem: da’s het verschil.
Dit is geen debat, ik kijk naar twee locomotieven die op elkaar botsen. Slechte televisie, fout debat.
Karin krijgt op twitter de meeste steun en lijkt de winnares, maar de verliezer is de kijker.
Moet het onderwijs naar links of naar rechts? Misschien geeft de clash aan dat we niet alles moeten dichttimmeren en één weg zaligmakend moeten benoemen.
Moeten we het doen zoals in Finland?
Nee, lijkt me niet.
Misschien zoals in België (slechts één plaats onder ons in de PISA-ranking, en toch met een compleet andere visie op onderwijs)?
Nee, lijkt me ook niet.
Maar vrijheid geven en toch de kwaliteit waarborgen: is dat niet wat onderwijs2032 óók voorstaat?
Dinsdag ben ik op de Tilburg University bij rectoren, decanen, schoolleiders. ’s Ochtends lees ik eerst nog in De Volkskrant vijf reacties op onderwijs2032: vier positief, één negatief (van Ton van Haperen, die ik overigens graag en vaak lees, maar niet echt bekend staat als het lachebekkie van onderwijsgevend Nederland). De kop van zijn bijdrage is demonstratief de kop van het héle artikel: ‘kansloze missie’.  Over koppen- en stemmingmakerij gesproken.
’s Middags in Tilburg dus plm. 80 leidinggevenden in het onderwijs die het naadje van de kous willen weten. Ik open mijn presentatie met het artikel in De Volkskrant om de actualiteit erbij te halen tot ik in het publiek ook Ton van Haperen zie zitten. Verder een handjevol met de armen gekruist, de hakken spreekwoordelijk in het zand: zij die dienen te ontstroeven groeten u!  Maar ook hier verbazing en vooral opluchting over het feit dat we geen BIG BANG voorstaan, dat het géén van boven opgelegde revolutie is (maar eerder een evolutie), dat het géén stelselwijziging is, ook géén afschaffen van vakken, maar eerder een samen nadenken hoe we het onderwijs vooruit krijgen, hoe we professionals in hun kracht kunnen zetten, het eigenaarschap willen teruggeven, onderwijs op maat leveren. Veel waardering alom uiteindelijk, sommigen erkennen ruiterlijk dat ze zich hebben laten leiden door een negatieve columnist, anderen vragen of ze al mogen beginnen; een directeur van een MBO levert forse ‘kritiek’: 2032 gaat wat hem betreft niet ver genoeg!
Men gaat uiteen in vier groepen om vanuit, governance, innovatie, leiderschap en strategie te spreken over het plan. We bespreken hoe de mindset van de docent veranderd kan worden: van uitvoerder naar arrangeur en regisseur van het eigen onderwijs. Het gegeven dat onderwijsgevenden tot het behoudendste deel van Nederland schijnen te behoren, komt weer langs (witte onderbroeken en Volvo-rijders). Grote woorden, denk ik maar. In de ochtendkrant las ik een artikel over teloorgang van de orde der Dominicanen in Nederland; een noviet die tegen de stroom inroeit , verzucht daarin ‘we kampen met een aangeleerd onvermogen om dingen vast te houden. We zijn in extreme mate modegevoelig. Moderniteit is onze religie.’ Een vermeende volksaard als verklaring geven voor wat er gebeurt, is soms aantrekkelijk ja.
Aan het einde van de zitting vraagt men of ik wil afsluiten en ik zet nog een klein pleidooi op. Van Joost Kentson, de voorzitter van de OnderwijsCoöperatie, neem ik de vraag over of men aan het plan kwaliteit wil toevoegen en wil afstappen van het oordeel geven, zowel van het afkraken als van het ophemelen. Een bestuurder zegt dat hij zó veel vertrouwen ziet, dat hij als hij in scholen loopt zó veel nieuws ziet opborrelen, zó veel kwartjes hoort vallen, zó veel collega’s hoort die het ánders willen. Ik hoor mezelf als ik de spreekwoordelijke kers op de taart wil zetten en struikel prompt: ‘een vaste kern met daaromheen flexibiliteit in contextrijkheid met civiel effect  is wat we voorstaan.’ Geen prijs voor helder taalgebruik ben ik bang.
Eén aanwezige komt na afloop naar me toe en vraagt me of het plan 2032 in de publiciteit niet zozeer door de inhoud als wel door politieke fouten in verkeerd vaarwater  is terechtgekomen.
Ik kijk hem aan, bevestig noch ontken.
Op woensdag ga ik, weer met mijn power point ‘onder de arm’ voor een presentatie naar het Mondial College in Nijmegen. Lopend naar de ingang schiet me een voorval in Estland te binnen: dat land staat om zijn vooruitstrevendheid in het gebruik van de digitale middelen in het onderwijs bekend: waar hier in Nederland de digi-borden de scholen met hele vrachten tegelijk binnenkomen, worden ze daar de scholen uit gekieperd als zijnde vreselijk ouderwets.  Een beetje zenuwachtig – ik moest in het Engels voor een grote groep een presentatie te geven – werd ik aangekondigd door een mevrouw die meldde dat er geen pp bij was, want ‘mensen met een pp hebben geen power en zeker geen point’. Ze had mijn enthousiaste zin bij de begroeting dat ik juist wél een pp had gemaakt, niet goed verstaan. En toen mocht ik. Een klein trauma zorgde ervoor dat er een tijdje geen pp gebruikt werd bij mijn uitleg, nu weer wel. Waarom het ‘oude’ weggooien omdat het ‘ouderwets’ zou zijn?
Ter plekke besluit ik dit in mijn opening te vermelden. We gooien ook immers niets weg.
Ook hier tref ik een groep enthousiaste onderwijsmensen.
Moeilijk is het om niet defensief een plan te bespreken als je de kritische vragen als negatief interpreteert, zo bedenk ik. Met open mind dus! Ik probeer enthousiast alle nieuwe mogelijkheden van het plan te onderstrepen, de ruimte, het vertrouwen ook, maar ik stuit toch af en toe op een deelneemster van een categoriaal gymnasium die vol vooronderstellingen haar mening geeft. Na de pauze komt iedereen terug, nagedacht over mijn vraag hoe dit plan in de school te brengen. De verhalen ploppen als het ware vanzelf op: over professionele leergemeenschappen die in scholen druk doende zijn, over curriculum-vernieuwing, over samenwerken met andere vakken in projecten, over contextrijk en betekenisvol onderwijs dat leerlingen stimuleert en over ….waarom 2032 niet méér ruimte geeft!
Thuis lees ik een artikel in De Correspondent over 2032 en ik veer op. Bij het kopje ‘socialisatie’ lees ik ‘…veronderstellingen blootleggen, luisteren, doorvragen, kortom: het gesprek openen is de enige optie. Garanties voor de uitkomsten daarvan zijn niet op voorhand te geven en dat is lastig in een schoolsysteem. De resultaten kunnen immers per definitie niet worden getoetst, en hoe weten we dat we dan op de juiste weg zitten? Wellicht moeten we die onzekerheid echter op de koop toe nemen.’
He-le-maal mee eens.
Een alinea verder lees ik dat 2032 een vak burgerschapsvorming wil gaan invoeren.
Bijna goed denk ik.
Binnenkort komt de OC met haar plannen. Ik hoop op een tussenfase waarin nóg meer mensen uit het veld geconsulteerd kunnen worden. Het zou zonde zijn als met het badwater ook het kind wordt weggegooid. Het momentum voor verandering is er in het veld, en ik denk aan de man die me deze week drie kritische vragen had gesteld en hierover door zijn  geïrriteerde buurman op aangesproken reageerde met: ‘…..maar ik ben juist tégen de berusting!
Wat een mooie uitroep, wat een mooi levensmotto ook overweeg ik.
Overal verkondig ik dat ik niet hoop dat de plannen van onderwijs2032 écht zo werkelijkheid zullen worden in 2032, maar dat we juist blijven dóór innoveren, dat stilstand echt áltijd en óveral funest is en dat we vrijheid en autonomie nodig hebben om te kunnen doen waar we juist zo goed in zijn: onze verantwoordelijkheid nemen waar het onze professie betreft. Of dat ‘onderwijs2032’ heet of  ‘onderwijs-ik-ben-tégen-de-berusting’ maakt me niet uit. Als we maar blijven ontstroeven.
Ik denk thuis op de bank aan de uitspraak ‘Gaat het weer een beetje, meneer Dröge?’ Maar na een week rondreizen merk ik dat deze tour me energie geeft in plaats van me energie kost.
Het beste criterium, zo weet ik.

Jan Verweij,
docent filosofie VO,
lid Platform Onderwijs2032