Met humor, met ernst en ook met een kop en een staart…
Of ik een stukje in het jaarboek wil schrijven over mijn leerlingen. Ja hoor, natuurlijk, dat doe ik wel, al weet ik na 34 jaar zo snel niets leuks meer te verzinnen. Ter voorbereiding en vooral ter inspiratie ga ik eerst in de tuin de heg tussen ons en de buren bijsnoeien. Keurig netjes, met zo’n VVD-elektrische schaar die kamerlid Elias vast ook heeft. Na afloop kijk ik bewonderend om naar mijn werk: één rechte lijn, strak in het geheel. Tevreden hark ik alles bij elkaar, maar opeens wordt het me duidelijk: het is vreselijk…
Alles is werkelijk zó kaarsrecht dat de natuur er uit is, het leven weg lijkt en ook dat er een plastic heg lijkt te staan, volledig gedisciplineerd naar de fantasieloosheid van de schepper-knipper.
Met spierpijn in het verschiet, maar ook met een idee voor het stukje in mijn hoofd sla ik me voor datzelfde hoofd. En ik altijd maar zeggen dat ik jeuk krijg van uitdrukkingen als ‘alle neuzen dezelfde kant op’ en dat ik marcheren – een Nederlandse uitvinding van Maurits nota bene – de vloek van de mensheid vind!
Beste leerlingen, zo begin ik maar, spiegel je toch wat meer aan Herman Finkers: zijn relativering van het leven levert het meest onverwachte op en dat leidt vaak tot humor; wie anders kan bijvoorbeeld bedenken dat hij niet getrouwd is omdat zijn schoonouders geen kinderen konden krijgen? Ik schrijf nog wat door over het onderdeel bij DWDD waarin de grote sporthelden genoemd worden (met de begintekst zwoel ingesproken door sportpresentator Tom Egbers:
Op de halvegaren, de buitenbeentjes, de rebellen, de onruststokers, de vreemde eenden in de dagelijkse bijt, degenen die het anders zien. Die niet gek zijn op regeltjes en geen respect hebben voor de stand van zaken. Je kunt ze napraten, tegenspreken, ophemelen of omlaaghalen. Het enige wat je niet kunt, is om ze heen. Want zij brengen verandering. En waar sommige mensen malloten zien, zien wij genieën)
en ik mijmer wat verder over gebaande paden, voorspelbare levens, vlakke clichés en matte regeltjes.
Maar hoe zit het met mezelf? Ik leid al jaren en jaren leerlingen op tot denkers die de maatschappij gaan vormen – en vooral moeten ómvormen – geheel langs de lijnen van juist diezelfde maatschappij: ze hebben immers keurig op tijd hun profielwerkstuk ingeleverd, het minimum aantal pagina’s literatuur gelezen, de CKV-opdrachten uitgevoerd, de formules uit het hoofd geleerd en alles, ja alles uiteindelijk gedaan wat wij ze vroegen: ze hebben gemarcheerd, hun neuzen staan dezelfde kant op en dat belonen wij met een diploma; ik bovendien nog met een stukje in hun jaarboek! Leve het keurslijf …
En mij wordt dan gevraagd een stukje te schrijven met humor, met ernst, met een kop en ook nog een staart? Ik verdom het vanaf nu. Mijn leidinggevende (ja, zo heet die bij ons op school!) zij gewaarschuwd, want als een herboren Rijk de Gooyer ga ik in het vervolg lesgeven: onverwacht, recalcitrant, maar vooral als malloot! Nou ja: ik ga het proberen. Voor mijn leerlingen.
Doe mee, beste lezer, kom op, collega: stop met die idiote heg, doe ook het grillige, leef je leerlingen voor, word een halve gare, een buitenbeentje, daar worden we allemaal beter van. Doe vooral niet wat er van je verwacht wordt, breng de medemens eens compleet in verwarring en vooral, ja bóvenal
Jan Verweij, docent filosofie