Selfie in Delphi

OTOFOTO in Hellas

Er is bijna niets zo mooi als de glad geschoren benen van een goed getrainde wielrenner, met dijbenen waaruit zware spieren als een soort waterkeringen oprijzen en met lange, losse kuitspieren die als ze uitgeschud worden, doen denken aan een in zomerbriesje ruisende vitrage …

Dag min 28 / zaterdag 29 april

Vandaag begonnen met de voorbereiding op de reis Tilburg – Delphi (en nog een staartje Delphi – Athene): deze pagina aangemaakt.
Titel luidt: Selfie in Delphi (al vind ik het Nederlandse woord voor selfie ‘OTOFOTO’, een palindroom bedacht door Kees van Kooten, eigenlijk mooier). Ik heb besloten om in ieder geval géén dag/logboek bij te houden waar allerlei duimpjes-op getoond kunnen worden: het gaat om het mediterraniseren en daar hoort geen hang naar bijval bij; en natuurlijk om de zelfgenoegzaamheid in de oorspronkelijke betekenis van het woord: het genoeg hebben aan het moment zelf. Selfie in Delphi: een ode aan zelfgenoegzaamheid dus.

Dag min 27 / zondag 30 april

Oud-rector gaf het advies aan collega die nu naar Santiago loopt (!):
‘kom anders terug of kom anders niet terug.’ Ook na een bezoek aan Delphi nam het leven van de bezoeker immers altijd een wending, was er minstens een zwenking waarneembaar. Wat zal de wending inhouden? Of beter: wat is de gewenste verandering?
Eerste dag van extra vitamines nemen in ieder geval. En magnesium. En rugspieroefeningen doen.

Dag min 26 / maandag 1 mei

—–km 45 (Boxtel)

Dag min 25 / dinsdag 2 mei

Dag min 24 / woensdag 3 mei

Dag min 23 / donderdag 4 mei

—–km 25 (Dorst)

Dag min 22 / vrijdag 5 mei

Dag min 21 / zaterdag 6 mei

—–km 117 (Gorinchem – Zaltbommel)

Dag min 20 / zondag 7 mei

—–km 20

agenda

agenda

W   E   R   K   Z   A   A   M   H   E   D   E   N

LERAAR – VAN – HET – JAAR
2012 – 2013

in
2012 – 2023

.

.

.

A  F  G  E  S  C  H  E  R  M  D 

..

..

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

SEPTEMBER


3
0   weekend
29
28
27
26
25
24   weekend
23   weekend
22
21
20
19
18
17   weekend
16   weekend
15
14
13
12
11
10   weekend
09   weekend
08
07
06
05
04
03   weekend
02   weekend
01

AUGUSTUS

31
30
29
28
27   weekend
26   weekend
25
24
23
22
21
20   weekend
19   weekend
18
17
16
15
14
13   weekend
12   weekend
11
10   E 1 jaar
09
08
07
06   weekend .
05  weekend 
04
03
02
01

JULI

31
30   weekend
29  weekend
28
27
26
25
24
23   weekend
22   weekend
21
20
19
18
17
16   weekend
15   weekend
14
13
12
11
10
09   weekend
08   weekend
07
06
05
04
03
02   weekend
01   weekend  Huwelijk F+K

JUNI

30
29
28
27
26.
25   weekend
24   weekend  
23.
22.
21
20
19.
18   weekend
17   weekend
16.
15.
14.
13.
12.
11   weekend
10   weekend
09.
08.
07.
06.
05.
04  weekend
03  weekend
02  
01

MEI

31
30   Jessy
29
28   weekend
27   weekend
26
25
24
23
22
21   weekend
20   weekend
19
18
17
16
15
14   weekend
13   weekend
12
11
10
09
08   M Rome
07   weekend
06   weekend
05
04
03
02
01   Afspraak maken AV – bloed

APRIL

30   weekend   Piazzolla en Vivaldi. De 4 jaargetijden
29   weekend
28
27
26
25
24
23   weekend
22   weekend
21
20
19
18  Zwanenmeer 2
17
16   weekend
15   weekend
14
13    ———
12
11
10
09   weekend
08   weekend
07
06
05
04   ———-  //  Les Vrouwengilde T
03   Introdans
02   weekend
01   weekend  R – LP

MAART

31
30
29
28  t. //  Les Vrouwengilde G  //  Les Vrouwengilde T
27
26   fietsbeurs weekend  Zwanenemeer 5
25   fietsbeurs weekend
24 fietsbeurs
23
22
21   Les Vrouwengilde G  //  Les Vrouwengilde T
20
19   weekend
18   weekend
17.  NBE
16
15
14  Les Vrouwengilde  G
13.  R
12   Andre weekend
11   weekend
10
09
08 presentatie UvT
07   R. Les Vrouwengilde G  //  Les Vrouwengilde T
06.
05   weekend
04   weekend
03.  DB
02
01

FEBRUARI

28
27
26   weekend. Utr
25   weekend.  Utr
24.  Fiets beurs Utrecht
23
22
21.  R
20
19    weekend   Alexei Volodin met Chopin !!!
18    weekend
17
16
15
14
13
12   weekend. A
11   weekend
10
09
08   presentatie geven UvT
07
06
05   kijkdag weekend
04   kijkdag weekend
03   J // kijkdag v  //. Casablanca
02   kijkdag v
01

JANUARI

31
30
29   weekend  Strauss en Tsjaikovsky.
28   weekend.  Hele dag NOT
27
26
25
24.  J
23
22   weekend
21   weekend
20
19.  A. /. Vergadering lvhj 10 uur
18.  HEERSCHOP
17 Rob
16
15   weekend
14   weekend
13
12
11 11.45 uur Juul
10 vergadering 10 uur
09   08.00 uur Kabel // 13.25 oogarts
08   weekend
07   weekend
06
05   F
04
03
02
01   weekend / 2075 34 (40)

DECEMBER

31   weekend
30 Genemuiden / Heerde
29 33 (30)
28   Turandot 20.00 uur. //. Les 10 Hippias Grieks
27
26 34 (20)
25   weekend
24   weekend
23
22
21   les 09. online oud-Grieks Hippias
20
19
18   weekend
17   weekend
16.  Jan borrel 15.30. // R+A
15.   Vergadering 17.30 uur
14    Vergadering lvhj 20.00 uur. //. les 8 online oud-Grieks Hippias
13
12   08.30 + 08.50 uur Velthuis
11    weekend.   Breda
10   weekend.   
09   Lesgeven op Odulphus  //  Joris
08   10.00-11.00 uur LvhJ   //  R+V afspraak   //  Traviata Tilburg
07   les 8 online oud-Grieks Hippias – vervallen
06   Zesdaagse Rotterdam
05   Lieke  //  Breda
04   weekend
03   weekend
02
01   Heerde

NOVEMBER

30   33-40-82.0  //  14.30 uur Utrecht  //  les 7 online oud-Grieks Hippias
29.  12.00 uur D
28.  32-40-81.8  //  10.45 uur Z
27   weekend   Haydn en Prokovjev.
26   weekend  
25.  31-40-81.4.  //  Autosprint
24.  12.00 uur vergadering lvhJ
23   30-30-81.0  //  les 6 online oud-Grieks  //  A+K

                ———Vakantie Dubai – Zanzibar——–

06   weekend   
05   weekend   
04   Breda
03   09.00 uur vergadering  //  griepprik  //  bellen Aimee
02   12.00 uur Martien  //  les 3 online oud-Grieks Hippias   //  Brakel
01   Tante Mien crematie.

OKTOBER

31
30   weekend
29   weekend.
28
27
26   Bomen 09.00 uur //  les 2 online oud-Grieks Hippias  //  prik Corona  //
25
24   10.30 uur Dante
23   weekend   Tsjaikovsky en Stravinsky (vuurvogel)  //  D+S
22   weekend
21
20   10.30 uur M+G  //  opera La Boheme Breda
19.  les 1 online oud-Grieks Hippias  //  Wietse 10.30 uur
18   BB 13.30 uur 1.02.00  (013)
17
16   weekend   12.30 Lennart bellen  84
15   weekend  Vetten
14.  Borrel  Odulphus
13.  09.00 uur Trix  //  09.00 uur online vergadering
12   12.30 lunch Jan B
11.  Ivy weg   //  LvhJ
10
09   weekend Melissa
08   weekend 100 km
07
06.  Barneveld
05   Dag van de Leraar / Barneveld
04
03   Breda
02   weekend
01   weekend   31 (40)

SEPTEMBER

30
29
28   VD 4 //  OidS 14.45-16.30 uur vergadering 14.45-16.30. /. 16.45 diploma
27
26

           ———11 t/m 25 oktober studiereis Kreta (oud-Grieks) ——

10   weekend
09   Analogues 013  //  FAZ 15.00. //. 38.45 (20)
08.  Marja – Wick07   VD   //  Opera Carmen  //  OidS 14.45-16.30 uur06
08   12.00 uur LvhJ  //
07   SUST
06
05.  15.30
04   weekend
03   weekend.  Bruiloft Barbara
02
01   Intensieve start UvT  //  40.21 (30)

AUGUSTUS

31   Intensieve start UvT

——- vakantie Andalusie ——–

16  record: 35.65 (korte ronde)
15.  Paul en Melissa
14   weekend   101 in 32,15
13   weekend
12
11
10   Henny  //  11.00 uur Frits
09
08
07   weekend   16.00 uur Daan
06   weekend
05   Jill 09.30 uur
04
03  Frits  //  110.13 – 25.20
02  Jili  19.00 uur
01  Rob+Annelies

Op de fiets naar Delphi

dag 1 – 2 – 3 – 4

Tilburg – Echternach

dag 5 – 6 – 7 – 8
Echternach – Straatsburg

dag 9 – 10 – 11 – 12
Straatsburg – Bern

dag 13 – 14 – 15 – 16
Bern – Milaan

dag 17 – 18 – 19 – 20
Milaan – Venetie

dag 21
Venetie

dag 22
varen Venetie – Patras

dag 23 – 24
Patras – Delphi

dag 25
Delphi

dag 26 – 27
Delphi – Athene

dag 28
Athene

dag 29
vliegreis Athene- Amsterdam

Mooi!

Doordachte aforismen hebben de kracht van sensatie. Hun omkering wekt wellicht juist daardoor vaak een vorm van weerstand op (analoog aan talent en genie, zo vermoed ik). Natuurlijk is de uitspraak ieder nadeel heb zijn voordeel veel mooier dan ieder voordeel heb zijn nadeel en is waarover je niet kunt spreken, daarover moet je zwijgen veel sprankelender dan waarover je niet kunt zwijgen, daarover moet je juist filosoferen. Toch geef ik het voordeel van de twijfel vaak aan de omkering of variatie. Variëren op een thema is immers per definitie buiten al aangegeven lijnen kleuren. Smaken verschillen vind ik mooi, nóg mooier vind ik dus Verschillen smaken omdat het oorspronkelijke gezegde erin opgesloten zit: twee voor de prijs van één zou je kunnen zeggen (over ik ben, dus ik denk héb ik het nog niet eens!).
Tijdens mijn studie is de uitspraak Filosoferen is leren te sterven zó vaak voorbijgekomen, dat ik bij god niet meer weet van wie die afkomstig is: van Plato, of wellicht van Cicero, misschien toch van Montaigne? Filosoferen is leren te leven heeft mijn voorkeur.

Vandaag las ik van Thijs Zonneveld:
wielrennen ….. waarbij winnen belangrijker is dan meedoen’.

 

Gastcollege LIEFDE op Kreta

Hoofdlijnen gastcollege
Universiteit van Herakleion, Kreta

 

”Twee visies op de liefde in de Oudheid”

Jan Verweij, augustus 2022

Vandaag gaan we twe teksten lezen, één in het Grieks, één in het Latijn, om een filosofisch aspect te duiden. Dus geen tekstinterpretatie op de vierkante centimeter – dat kan ik niet, ik ben geen classicus – maar interpretatie en discussie, afwegen en vergelijken, overeenkomsten zoeken en verschillen aangeven.
Filosofie is belangrijk, denken over het denken is mijn vak: we besteden allemaal aandacht aan ons lichaam, aandacht aan onze kleding, maar veel te weinig (of geen) aan ons denken. De vraag die ik me stel als filosoof is dagelijks: wil ik dit denken? Mijn denken wordt namelijk  wel door mij gestuurd, maar niet door mij gestart. De eerste aanzet van het denken ontstaat los en autonoom in mij, alleen het bijsturen kan door mij geschieden. Gedachten zijn idealiter geen dwanggedachten! Vergelijk het met: ik heb mijn lichaam niet gekozen, ik probeer het wel bij te sturen. Zo gaat het ook met mijn gedachten.
Filosofie dus vandaag in plaats van syntaxis, grammatica en hermeneutiek e.d. Maar wel op basis van twee teksten uit de klassieke oudheid.
De komende twee weken ben ik student, vandaag heel even de docent.

In dit college wil ik Lucretius’ visie op de liefde  vergelijken met die van één van de gesprekspartner van het Symposium. Ik zal daarvoor het fragment van Aristophanes met jullie lezen en proberen te achterhalen hoe dit in de ideeënleer van Plato past. Vervolgens lezen we het Latijn van Lucretius en kijken we hoe zijn visie op de liefde past binnen het epicurisme. Tenslotte wil ik verschillen – Aristophanes’visie en die van Lucretius – duiden.

Het Symposium (Συμπόσιον) is een drinkgelag of een feestmaal. Het is ook de titel van een dialoog geschreven door Plato, ongeveer 385 v.Chr. De tekst gaat aan de ene kant over de oorsprong, de aard en het doel van de liefde (de liefde die wij eros genoemd wordt, dus de zinnelijke i.t.t. bijvoorbeeld liefde voor god, ouders of kinderen), en aan de andere kant over het menselijk kenvermogen. Plato vertelt dialoog als een raamvertelling. De inbreng van Socrates, de laatste spreker, luidt dat het hoogste doel van de liefde die liefde is, die gericht is op wijsheid.
De deelnemende personages zijn: Phaedrus, Apollodorus, Pausanias, Eryximachus,  Aristophanes (vanaf 189c, dit fragment gaan we lezen), Agathon, Socrates en zijn vriendje Alcibiades (ook kan Diotima genoemd worden, een vrouw van Mantinea, over wie Socrates vertelt).

Laten we eerst het fragment van Aristophanes samen lezen:

καὶ μήν, ὦ Ἐρυξίμαχε, εἰπεῖν τὸν Ἀριστοφάνη, ἄλλῃ γέ πῃ ἐν νῷ ἔχω λέγειν ἢ ᾗ σύ τε καὶ Παυσανίας εἰπέτην. ἐμοὶ γὰρ δοκοῦσιν ἅνθρωποι παντάπασι τὴν τοῦ ἔρωτος δύναμιν οὐκ ᾐσθῆσθαι, ἐπεὶ αἰσθανόμενοί γε μέγιστ᾽ ἂν αὐτοῦ ἱερὰ κατασκευάσαι καὶ βωμούς, καὶ θυσίας ἂν ποιεῖν μεγίστας, οὐχ ὥσπερ νῦν τούτων οὐδὲν γίγνεται περὶ αὐτόν, δέον πάντων μάλιστα γίγνεσθαι. ἔστι γὰρ θεῶν φιλανθρωπότατος, [189δ] ἐπίκουρός τε ὢν τῶν ἀνθρώπων καὶ ἰατρὸς τούτων ὧν ἰαθέντων μεγίστη εὐδαιμονία ἂν τῷ ἀνθρωπείῳ γένει εἴη. ἐγὼ οὖν πειράσομαι ὑμῖν εἰσηγήσασθαι τὴν δύναμιν αὐτοῦ, ὑμεῖς δὲ τῶν ἄλλων διδάσκαλοι ἔσεσθε. δεῖ δὲ πρῶτον ὑμᾶς μαθεῖν τὴν ἀνθρωπίνην φύσιν καὶ τὰ παθήματα αὐτῆς. ἡ γὰρ πάλαι ἡμῶν φύσις οὐχ αὑτὴ ἦν ἥπερ νῦν, ἀλλ᾽ ἀλλοία. πρῶτον μὲν γὰρ τρία ἦν τὰ γένη τὰ τῶν ἀνθρώπων, οὐχ ὥσπερ νῦν δύο, ἄρρεν καὶ θῆλυ, [189ε] ἀλλὰ καὶ τρίτον προσῆν κοινὸν ὂν ἀμφοτέρων τούτων, οὗ νῦν ὄνομα λοιπόν, αὐτὸ δὲ ἠφάνισται: ἀνδρόγυνον γὰρ ἓν τότε μὲν ἦν καὶ εἶδος καὶ ὄνομα ἐξ ἀμφοτέρων κοινὸν τοῦ τε ἄρρενος καὶ θήλεος, νῦν δὲ οὐκ ἔστιν ἀλλ᾽ ἢ ἐν ὀνείδει ὄνομα κείμενον. ἔπειτα ὅλον ἦν ἑκάστου τοῦ ἀνθρώπου τὸ εἶδος στρογγύλον, νῶτον καὶ πλευρὰς κύκλῳ ἔχον, χεῖρας δὲ τέτταρας εἶχε, καὶ σκέλη τὰ ἴσα ταῖς χερσίν, καὶ πρόσωπα 190α] δύ᾽ ἐπ᾽ αὐχένι κυκλοτερεῖ, ὅμοια πάντῃ: κεφαλὴν δ᾽ ἐπ᾽ ἀμφοτέροις τοῖς προσώποις ἐναντίοις κειμένοις μίαν, καὶ ὦτα τέτταρα, καὶ αἰδοῖα δύο, καὶ τἆλλα πάντα ὡς ἀπὸ τούτων ἄν τις εἰκάσειεν. ἐπορεύετο δὲ καὶ ὀρθὸν ὥσπερ νῦν, ὁποτέρωσε βουληθείη: καὶ ὁπότε ταχὺ ὁρμήσειεν θεῖν, ὥσπερ οἱ κυβιστῶντες καὶ εἰς ὀρθὸν τὰ σκέλη περιφερόμενοι κυβιστῶσι κύκλῳ, ὀκτὼ τότε οὖσι τοῖς μέλεσιν ἀπερειδόμενοι ταχὺ ἐφέροντο κύκλῳ. ἦν δὲ διὰ ταῦτα τρία [190β] τὰ γένη καὶ τοιαῦτα, ὅτι τὸ μὲν ἄρρεν ἦν τοῦ ἡλίου τὴν ἀρχὴν ἔκγονον, τὸ δὲ θῆλυ τῆς γῆς, τὸ δὲ ἀμφοτέρων μετέχον τῆς σελήνης, ὅτι καὶ ἡ σελήνη ἀμφοτέρων μετέχει: περιφερῆ δὲ δὴ ἦν καὶ αὐτὰ καὶ ἡ πορεία αὐτῶν διὰ τὸ τοῖς γονεῦσιν ὅμοια εἶναι. ἦν οὖν τὴν ἰσχὺν δεινὰ καὶ τὴν ῥώμην, καὶ τὰ φρονήματα μεγάλα εἶχον, ἐπεχείρησαν δὲ τοῖς θεοῖς, καὶ ὃ λέγει Ὅμηρος περὶ Ἐφιάλτου τε καὶ Ὤτου, περὶ ἐκείνων λέγεται, τὸ εἰς τὸν οὐρανὸν ἀνάβασιν ἐπιχειρεῖν [190ξ] ποιεῖν, ὡς ἐπιθησομένων τοῖς θεοῖς. ὁ οὖν Ζεὺς καὶ οἱ ἄλλοι θεοὶ ἐβουλεύοντο ὅτι χρὴ αὐτοὺς ποιῆσαι, καὶ ἠπόρουν: οὔτε γὰρ ὅπως ἀποκτείναιεν εἶχον καὶ ὥσπερ τοὺς γίγαντας κεραυνώσαντες τὸ γένος ἀφανίσαιεν—αἱ τιμαὶ γὰρ αὐτοῖς καὶ ἱερὰ τὰ παρὰ τῶν ἀνθρώπων ἠφανίζετο— οὔτε ὅπως ἐῷεν ἀσελγαίνειν. μόγις δὴ ὁ Ζεὺς ἐννοήσας λέγει ὅτι ‘δοκῶ μοι,’ ἔφη, ‘ἔχειν μηχανήν, ὡς ἂν εἶέν τε ἅνθρωποι καὶ παύσαιντο τῆς ἀκολασίας ἀσθενέστεροι [190δ] γενόμενοι. νῦν μὲν γὰρ αὐτούς, ἔφη, διατεμῶ δίχα ἕκαστον, καὶ ἅμα μὲν ἀσθενέστεροι ἔσονται, ἅμα δὲ χρησιμώτεροι ἡμῖν διὰ τὸ πλείους τὸν ἀριθμὸν γεγονέναι: καὶ βαδιοῦνται ὀρθοὶ ἐπὶ δυοῖν σκελοῖν. ἐὰν δ᾽ ἔτι δοκῶσιν ἀσελγαίνειν καὶ μὴ ‘θέλωσιν ἡσυχίαν ἄγειν, πάλιν αὖ, ἔφη, τεμῶ δίχα, ὥστ᾽ ἐφ᾽ ἑνὸς πορεύσονται σκέλους ἀσκωλιάζοντες.’ ταῦτα εἰπὼν ἔτεμνε τοὺς ἀνθρώπους δίχα, ὥσπερ οἱ τὰ ὄα τέμνοντες [190ε] καὶ μέλλοντες ταριχεύειν, ἢ ὥσπερ οἱ τὰ ᾠὰ ταῖς θριξίν: ὅντινα δὲ τέμοι, τὸν Ἀπόλλω ἐκέλευεν τό τε πρόσωπον μεταστρέφειν καὶ τὸ τοῦ αὐχένος ἥμισυ πρὸς τὴν τομήν, ἵνα θεώμενος τὴν αὑτοῦ τμῆσιν κοσμιώτερος εἴη ὁ ἄνθρωπος, καὶ τἆλλα ἰᾶσθαι ἐκέλευεν. ὁ δὲ τό τε πρόσωπον μετέστρεφε, καὶ συνέλκων πανταχόθεν τὸ δέρμα ἐπὶ τὴν γαστέρα νῦν καλουμένην, ὥσπερ τὰ σύσπαστα βαλλάντια, ἓν στόμα ποιῶν ἀπέδει κατὰ μέσην τὴν γαστέρα, ὃ δὴ τὸν ὀμφαλὸν καλοῦσι. καὶ τὰς μὲν ἄλλας ῥυτίδας 191α] τὰς πολλὰς ἐξελέαινε καὶ τὰ στήθη διήρθρου, ἔχων τι τοιοῦτον ὄργανον οἷον οἱ σκυτοτόμοι περὶ τὸν καλάποδα λεαίνοντες τὰς τῶν σκυτῶν ῥυτίδας: ὀλίγας δὲ κατέλιπε, τὰς περὶ αὐτὴν τὴν γαστέρα καὶ τὸν ὀμφαλόν, μνημεῖον εἶναι τοῦ παλαιοῦ πάθους. ἐπειδὴ οὖν ἡ φύσις δίχα ἐτμήθη, ποθοῦν ἕκαστον τὸ ἥμισυ τὸ αὑτοῦ συνῄει, καὶ περιβάλλοντες τὰς χεῖρας καὶ συμπλεκόμενοι ἀλλήλοις, ἐπιθυμοῦντες συμφῦναι, ἀπέθνῃσκον ὑπὸ λιμοῦ καὶ τῆς [191β] ἄλλης ἀργίας διὰ τὸ μηδὲν ἐθέλειν χωρὶς ἀλλήλων ποιεῖν. καὶ ὁπότε τι ἀποθάνοι τῶν ἡμίσεων, τὸ δὲ λειφθείη, τὸ λειφθὲν ἄλλο ἐζήτει καὶ συνεπλέκετο, εἴτε γυναικὸς τῆς ὅλης ἐντύχοι ἡμίσει—ὃ δὴ νῦν γυναῖκα καλοῦμεν—εἴτε ἀνδρός: καὶ οὕτως ἀπώλλυντο. ἐλεήσας δὲ ὁ Ζεὺς ἄλλην μηχανὴν πορίζεται, καὶ μετατίθησιν αὐτῶν τὰ αἰδοῖα εἰς τὸ πρόσθεν—τέως γὰρ καὶ ταῦτα ἐκτὸς εἶχον, καὶ ἐγέννων [191ξ] καὶ ἔτικτον οὐκ εἰς ἀλλήλους ἀλλ᾽ εἰς γῆν, ὥσπερ οἱ τέττιγες—μετέθηκέ τε οὖν οὕτω αὐτῶν εἰς τὸ πρόσθεν καὶ διὰ τούτων τὴν γένεσιν ἐν ἀλλήλοις ἐποίησεν, διὰ τοῦ ἄρρενος ἐν τῷ θήλει, τῶνδε ἕνεκα, ἵνα ἐν τῇ συμπλοκῇ ἅμα μὲν εἰ ἀνὴρ γυναικὶ ἐντύχοι, γεννῷεν καὶ γίγνοιτο τὸ γένος, ἅμα δ᾽ εἰ καὶ ἄρρην ἄρρενι, πλησμονὴ γοῦν γίγνοιτο τῆς συνουσίας καὶ διαπαύοιντο καὶ ἐπὶ τὰ ἔργα τρέποιντο καὶ τοῦ ἄλλου βίου ἐπιμελοῖντο. ἔστι δὴ οὖν ἐκ τόσου [191δ] ὁ ἔρως ἔμφυτος ἀλλήλων τοῖς ἀνθρώποις καὶ τῆς ἀρχαίας φύσεως συναγωγεὺς καὶ ἐπιχειρῶν ποιῆσαι ἓν ἐκ δυοῖν καὶ ἰάσασθαι τὴν φύσιν τὴν ἀνθρωπίνην. ἕκαστος οὖν ἡμῶν ἐστιν ἀνθρώπου σύμβολον, ἅτε τετμημένος ὥσπερ αἱ ψῆτται, ἐξ ἑνὸς δύο: ζητεῖ δὴ ἀεὶ τὸ αὑτοῦ ἕκαστος σύμβολον. ὅσοι μὲν οὖν τῶν ἀνδρῶν τοῦ κοινοῦ τμῆμά εἰσιν, ὃ δὴ τότε ἀνδρόγυνον ἐκαλεῖτο, φιλογύναικές τέ εἰσι καὶ οἱ πολλοὶ τῶν μοιχῶν ἐκ τούτου τοῦ γένους γεγόνασιν, καὶ [191ε] ὅσαι αὖ γυναῖκες φίλανδροί τε καὶ μοιχεύτριαι ἐκ τούτου τοῦ γένους γίγνονται. ὅσαι δὲ τῶν γυναικῶν γυναικὸς τμῆμά εἰσιν, οὐ πάνυ αὗται τοῖς ἀνδράσι τὸν νοῦν προσέχουσιν, ἀλλὰ μᾶλλον πρὸς τὰς γυναῖκας τετραμμέναι εἰσί, καὶ αἱ ἑταιρίστριαι ἐκ τούτου τοῦ γένους γίγνονται. ὅσοι δὲ ἄρρενος τμῆμά εἰσι, τὰ ἄρρενα διώκουσι, καὶ τέως μὲν ἂν παῖδες ὦσιν, ἅτε τεμάχια ὄντα τοῦ ἄρρενος, φιλοῦσι τοὺς ἄνδρας καὶ χαίρουσι συγκατακείμενοι καὶ συμπεπλεγμένοι [192α] τοῖς ἀνδράσι, καί εἰσιν οὗτοι βέλτιστοι τῶν παίδων καὶ μειρακίων, ἅτε ἀνδρειότατοι ὄντες φύσει. φασὶ δὲ δή τινες αὐτοὺς ἀναισχύντους εἶναι, ψευδόμενοι: οὐ γὰρ ὑπ᾽ ἀναισχυντίας τοῦτο δρῶσιν ἀλλ᾽ ὑπὸ θάρρους καὶ ἀνδρείας καὶ ἀρρενωπίας, τὸ ὅμοιον αὐτοῖς ἀσπαζόμενοι. μέγα δὲ τεκμήριον: καὶ γὰρ τελεωθέντες μόνοι ἀποβαίνουσιν εἰς τὰ πολιτικὰ ἄνδρες οἱ τοιοῦτοι. ἐπειδὰν δὲ ἀνδρωθῶσι, [192β] παιδεραστοῦσι καὶ πρὸς γάμους καὶ παιδοποιίας οὐ προσέχουσι τὸν νοῦν φύσει, ἀλλ᾽ ὑπὸ τοῦ νόμου ἀναγκάζονται: ἀλλ᾽ ἐξαρκεῖ αὐτοῖς μετ᾽ ἀλλήλων καταζῆν ἀγάμοις. πάντως μὲν οὖν ὁ τοιοῦτος παιδεραστής τε καὶ φιλεραστὴς γίγνεται, ἀεὶ τὸ συγγενὲς ἀσπαζόμενος. ὅταν μὲν οὖν καὶ αὐτῷ ἐκείνῳ ἐντύχῃ τῷ αὑτοῦ ἡμίσει καὶ ὁ παιδεραστὴς καὶ ἄλλος πᾶς, τότε καὶ θαυμαστὰ ἐκπλήττονται φιλίᾳ τε καὶ [192ξ] οἰκειότητι καὶ ἔρωτι, οὐκ ἐθέλοντες ὡς ἔπος εἰπεῖν χωρίζεσθαι ἀλλήλων οὐδὲ σμικρὸν χρόνον. καὶ οἱ διατελοῦντες μετ᾽ ἀλλήλων διὰ βίου οὗτοί εἰσιν, οἳ οὐδ᾽ ἂν ἔχοιεν εἰπεῖν ὅτι βούλονται σφίσι παρ᾽ ἀλλήλων γίγνεσθαι. οὐδενὶ γὰρ ἂν δόξειεν τοῦτ᾽ εἶναι ἡ τῶν ἀφροδισίων συνουσία, ὡς ἄρα τούτου ἕνεκα ἕτερος ἑτέρῳ χαίρει συνὼν οὕτως ἐπὶ μεγάλης σπουδῆς: ἀλλ᾽ ἄλλο τι βουλομένη ἑκατέρου ἡ ψυχὴ [192δ] δήλη ἐστίν, ὃ οὐ δύναται εἰπεῖν, ἀλλὰ μαντεύεται ὃ βούλεται, καὶ αἰνίττεται. καὶ εἰ αὐτοῖς ἐν τῷ αὐτῷ κατακειμένοις ἐπιστὰς ὁ Ἥφαιστος, ἔχων τὰ ὄργανα, ἔροιτο: ‘τί ἔσθ᾽ ὃ βούλεσθε, ὦ ἄνθρωποι, ὑμῖν παρ᾽ ἀλλήλων γενέσθαι;’ καὶ εἰ ἀποροῦντας αὐτοὺς πάλιν ἔροιτο: ‘ἆρά γε τοῦδε ἐπιθυμεῖτε, ἐν τῷ αὐτῷ γενέσθαι ὅτι μάλιστα ἀλλήλοις, ὥστε καὶ νύκτα καὶ ἡμέραν μὴ ἀπολείπεσθαι ἀλλήλων; εἰ γὰρ τούτου ἐπιθυμεῖτε, θέλω ὑμᾶς συντῆξαι καὶ [192ε] συμφυσῆσαι εἰς τὸ αὐτό, ὥστε δύ᾽ ὄντας ἕνα γεγονέναι καὶ ἕως τ᾽ ἂν ζῆτε, ὡς ἕνα ὄντα, κοινῇ ἀμφοτέρους ζῆν, καὶ ἐπειδὰν ἀποθάνητε, ἐκεῖ αὖ ἐν Ἅιδου ἀντὶ δυοῖν ἕνα εἶναι κοινῇ τεθνεῶτε: ἀλλ᾽ ὁρᾶτε εἰ τούτου ἐρᾶτε καὶ ἐξαρκεῖ ὑμῖν ἂν τούτου τύχητε:’ ταῦτ᾽ ἀκούσας ἴσμεν ὅτι οὐδ᾽ ἂν εἷς ἐξαρνηθείη οὐδ᾽ ἄλλο τι ἂν φανείη βουλόμενος, ἀλλ᾽ ἀτεχνῶς οἴοιτ᾽ ἂν ἀκηκοέναι τοῦτο ὃ πάλαι ἄρα ἐπεθύμει, συνελθὼν καὶ συντακεὶς τῷ ἐρωμένῳ ἐκ δυοῖν εἷς γενέσθαι. τοῦτο γάρ ἐστι τὸ αἴτιον, ὅτι ἡ ἀρχαία φύσις ἡμῶν ἦν αὕτη καὶ ἦμεν ὅλοι: τοῦ ὅλου οὖν τῇ ἐπιθυμίᾳ 193α] καὶ διώξει ἔρως ὄνομα. καὶ πρὸ τοῦ, ὥσπερ λέγω, ἓν ἦμεν, νυνὶ δὲ διὰ τὴν ἀδικίαν διῳκίσθημεν ὑπὸ τοῦ θεοῦ, καθάπερ Ἀρκάδες ὑπὸ Λακεδαιμονίων: φόβος οὖν ἔστιν, ἐὰν μὴ κόσμιοι ὦμεν πρὸς τοὺς θεούς, ὅπως μὴ καὶ αὖθις διασχισθησόμεθα, καὶ περίιμεν ἔχοντες ὥσπερ οἱ ἐν ταῖς στήλαις καταγραφὴν ἐκτετυπωμένοι, διαπεπρισμένοι κατὰ τὰς ῥῖνας, γεγονότες ὥσπερ λίσπαι. ἀλλὰ τούτων ἕνεκα πάντ᾽ ἄνδρα χρὴ ἅπαντα παρακελεύεσθαι εὐσεβεῖν περὶ [193β] θεούς, ἵνα τὰ μὲν ἐκφύγωμεν, τῶν δὲ τύχωμεν, ὡς ὁ Ἔρως ἡμῖν ἡγεμὼν καὶ στρατηγός. ᾧ μηδεὶς ἐναντία πραττέτω— πράττει δ᾽ ἐναντία ὅστις θεοῖς ἀπεχθάνεται—φίλοι γὰρ γενόμενοι καὶ διαλλαγέντες τῷ θεῷ ἐξευρήσομέν τε καὶ ἐντευξόμεθα τοῖς παιδικοῖς τοῖς ἡμετέροις αὐτῶν, ὃ τῶν νῦν ὀλίγοι ποιοῦσι. καὶ μή μοι ὑπολάβῃ Ἐρυξίμαχος, κωμῳδῶν τὸν λόγον, ὡς Παυσανίαν καὶ Ἀγάθωνα λέγω—ἴσως μὲν [193ξ] γὰρ καὶ οὗτοι τούτων τυγχάνουσιν ὄντες καί εἰσιν ἀμφότεροι τὴν φύσιν ἄρρενες—λέγω δὲ οὖν ἔγωγε καθ᾽ ἁπάντων καὶ ἀνδρῶν καὶ γυναικῶν, ὅτι οὕτως ἂν ἡμῶν τὸ γένος εὔδαιμον γένοιτο, εἰ ἐκτελέσαιμεν τὸν ἔρωτα καὶ τῶν παιδικῶν τῶν αὑτοῦ ἕκαστος τύχοι εἰς τὴν ἀρχαίαν ἀπελθὼν φύσιν. εἰ δὲ τοῦτο ἄριστον, ἀναγκαῖον καὶ τῶν νῦν παρόντων τὸ τούτου ἐγγυτάτω ἄριστον εἶναι: τοῦτο δ᾽ ἐστὶ παιδικῶν τυχεῖν κατὰ νοῦν αὐτῷ πεφυκότων: οὗ δὴ τὸν αἴτιον θεὸν ὑμνοῦντες [193δ] δικαίως ἂν ὑμνοῖμεν ἔρωτα, ὃς ἔν τε τῷ παρόντι ἡμᾶς πλεῖστα ὀνίνησιν εἰς τὸ οἰκεῖον ἄγων, καὶ εἰς τὸ ἔπειτα ἐλπίδας μεγίστας παρέχεται, ἡμῶν παρεχομένων πρὸς θεοὺς εὐσέβειαν, καταστήσας ἡμᾶς εἰς τὴν ἀρχαίαν φύσιν καὶ ἰασάμενος μακαρίους καὶ εὐδαίμονας ποιῆσαι.

οὗτος, ἔφη, ὦ Ἐρυξίμαχε, ὁ ἐμὸς λόγος ἐστὶ περὶ Ἔρωτος, ἀλλοῖος ἢ ὁ σός. ὥσπερ οὖν ἐδεήθην σου, μὴ κωμῳδήσῃς αὐτόν, ἵνα καὶ τῶν λοιπῶν ἀκούσωμεν τί ἕκαστος [193ε] ἐρεῖ, μᾶλλον δὲ τί ἑκάτερος: Ἀγάθων γὰρ καὶ Σωκράτης λοιποί.

Als ik de tekst van Aristofanes kort samenvat:
De mensen weten niet hoe machtig de liefde is; vroeger waren er volgens hem drie geslachten, namelijk een mannelijke, een vrouwelijke en een man-vrouwelijke. Bovendien waren de mensen vroeger bolvormig met twee hoofden, vier armen en vier benen.
Omdat de mensen te sterk werden (vergelijk in de bijbel de opstand van de mens, het bouwen van de toren van Babel en de wraak van god), sneed Zeus ze doormidden: één hoofd, twee armen en twee benen. Maar toen er twee helften waren, verlangde de ene helft alleen maar naar de andere helft. Dat verlangen bleek overheersend en dus dodelijk: van verlangen alleen ga je uiteindelijk dood. Zeus bedacht het volgende: de schaamdelen werden verplaats naar voren, opdat de mensen voor nageslacht konden zorgen. De huid werd samengetrokken – Apollo hielp hem hierbij – en aan de voorkant met een knoop vastgemaakt: de navel.
Iedere mens probeert nu weer één te worden met zijn wederhelft: zij die van het mannelijke geslacht afstammen, naar een man, zij die van het vrouwelijke afstammen naar een vrouw en zij die van man-vrouwelijke afstammen, naar het andere geslacht.
Men is dus altijd op zoek naar zijn wederhelft, alleen-zijn is dus half-zijn, één en één is dus geen twee, maar één! Dit jagen naar de wederhelft heet eros, het terugkeren naar je natuur.
Tot zover het verhaal van Aristophanes.

De mens wordt dus met zijn neus op de feiten gedrukt: de mens is een gemankeerd wezen. Ooit waren we in harmonie, de disharmonie zorgt ervoor dat we verlangen. Ons eigen lichaam is er een van gebrek en van beperkingen – precies wat de goden beoogden: nederigheid van de mens -, en hoe we ook proberen het lichaam van de ander binnen te gaan: we blijven twee afzonderlijke wezens. Dát moeten we ons realiseren, daarom moet het hoofd ook omgekeerd worden: we moeten alles radicaal ánders belijken.
De eros is daarom niet alleen het verlangen terug te keren naar het oorspronkelijke, het is het verlangen zónder verlangens te zijn! De oorspronkelijke bolletjes-mens was in harmonie, hoefde niets, verlangde niets, ging nergens naar toe, de gemankeerde zoekt en wanneer hij niet denkt gevonden te hebben, zoekt hij rusteloos verder.
Maar als het zou lukken, als het de mens lukt die éne te vinden in en bij wie hij/zij volledig past, hebben we het ideaal bereikt, de idee mens!

Laten we dit alles eens vergelijken met de visie van Lucretius op de liefde. Eerst een korte karakteristiek, hoewel we over Lucretius niet heel veel weten. In 44 v. Chr. zou hij zelfmoord hebben gepleegd (na een liefdesavontuur / na het drinken van een afrodidiacum nota bene!)
Zijn leerdicht De Rerum Natura (‘Over de Natuur der Dingen’) beschrijft hij in zes boeken de verschijningsvormen van de natuur en hun ontstaan. Hij predikt het epicurisme en probeert de mensen te bevrijden van de angst voor het geloof aan en de macht van de goden. Religie is volgens Lucretius iets wat ervoor zorgt dat mensen angstig zijn. Met name zijn stelling dat de wereld niet geschapen is door een god, maar door een toevallig samenkomen van atomen, heeft ervoor gezorgd dat zijn werk als goddeloos werd beschouwd (en later – tijdens de renaissance, weer zo’n enorme invloed heeft gehad).
Met name boek IV is nu van belang: aan het einde hiervan verzet Lucretius zich tegen de passie van liefde. Iemand die leeft volgens het epicurisme, zou zich niet moeten laten leiden  door passie van liefde die niet teruggaat tot de natuur (seks wel, zo stelt hij nadrukkelijk).
Laten we dit fragment eens lezen.

Haec Venus est nobis; hinc autemst nomen Amoris,                       1058  –  liber IV
hinc illaec primum Veneris dulcedinis in cor
stillavit gutta et successit frigida cura;
nam si abest quod ames, praesto simulacra tamen sunt
illius et nomen dulce obversatur ad auris.
sed fugitare decet simulacra et pabula amoris
absterrere sibi atque alio convertere mentem
et iacere umorem coniectum in corpora quaeque
nec retinere semel conversum unius amore
et servare sibi curam certumque dolorem;
ulcus enim vivescit et inveterascit alendo
inque dies gliscit furor atque aerumna gravescit,
si non prima novis conturbes volnera plagis
volgivagaque vagus Venere ante recentia cures
aut alio possis animi traducere motus.
Nec Veneris fructu caret is qui vitat amorem,
sed potius quae sunt sine poena commoda sumit;
nam certe purast sanis magis inde voluptas
quam miseris; etenim potiundi tempore in ipso
fluctuat incertis erroribus ardor amantum
nec constat quid primum oculis manibusque fruantur.
quod petiere, premunt arte faciuntque dolorem
corporis et dentes inlidunt saepe labellis
osculaque adfigunt, quia non est pura voluptas
et stimuli subsunt, qui instigant laedere id ipsum,
quod cumque est, rabies unde illaec germina surgunt.
sed leviter poenas frangit Venus inter amorem
blandaque refrenat morsus admixta voluptas.
namque in eo spes est, unde est ardoris origo,
restingui quoque posse ab eodem corpore flammam.
quod fieri contra totum natura repugnat;
unaque res haec est, cuius quam plurima habemus,
tam magis ardescit dira cuppedine pectus.
nam cibus atque umor membris adsumitur intus;
quae quoniam certas possunt obsidere partis,
hoc facile expletur laticum frugumque cupido.
ex hominis vero facie pulchroque colore
il datur in corpus praeter simulacra fruendum
tenvia; quae vento spes raptast saepe misella.
ut bibere in somnis sitiens quom quaerit et umor
non datur, ardorem qui membris stinguere possit,
sed laticum simulacra petit frustraque laborat
in medioque sitit torrenti flumine potans,                                                   1100
sic in amore Venus simulacris ludit amantis,
nec satiare queunt spectando corpora coram
nec manibus quicquam teneris abradere membris
possunt errantes incerti corpore toto.
denique cum membris conlatis flore fruuntur
aetatis, iam cum praesagit gaudia corpus
atque in eost Venus ut muliebria conserat arva,
adfigunt avide corpus iunguntque salivas
oris et inspirant pressantes dentibus ora,
ne quiquam, quoniam nihil inde abradere possunt
nec penetrare et abire in corpus corpore toto;
am facere inter dum velle et certare videntur.
usque adeo cupide in Veneris compagibus haerent,
membra voluptatis dum vi labefacta liquescunt.
tandem ubi se erupit nervis coniecta cupido,
arva fit ardoris violenti pausa parumper.
inde redit rabies eadem et furor ille revisit,
um sibi quod cupiant ipsi contingere quaerunt,
nec reperire malum id possunt quae machina vincat.
usque adeo incerti tabescunt volnere caeco.
Adde quod absumunt viris pereuntque labore,
adde quod alterius sub nutu degitur aetas,
languent officia atque aegrotat fama vacillans.
labitur interea res et Babylonia fiunt
unguenta et pulchra in pedibus Sicyonia rident,
scilicet et grandes viridi cum luce zmaragdi
auro includuntur teriturque thalassina vestis
adsidue et Veneris sudorem exercita potat.
et bene parta patrum fiunt anademata, mitrae,
inter dum in pallam atque Alidensia Ciaque vertunt.
eximia veste et victu convivia, ludi,
pocula crebra, unguenta, coronae, serta parantur,
ne quiquam, quoniam medio de fonte leporum
surgit amari aliquid, quod in ipsis floribus angat,
aut cum conscius ipse animus se forte remordet
desidiose agere aetatem lustrisque perire,
aut quod in ambiguo verbum iaculata reliquit,
quod cupido adfixum cordi vivescit ut ignis,
aut nimium iactare oculos aliumve tueri
quod putat in voltuque videt vestigia risus.
Atque in amore mala haec proprio summeque secundo
inveniuntur; in adverso vero atque inopi sunt,
prendere quae possis oculorum lumine operto.
innumerabilia; ut melius vigilare sit ante,
qua docui ratione, cavereque, ne inliciaris.
nam vitare, plagas in amoris ne iaciamur,
non ita difficile est quam captum retibus ipsis
exire et validos Veneris perrumpere nodos.
et tamen implicitus quoque possis inque peditus
effugere infestum, nisi tute tibi obvius obstes
et praetermittas animi vitia omnia primum
aut quae corporis sunt eius, quam praepetis ac vis.
nam faciunt homines plerumque cupidine caeci
et tribuunt ea quae non sunt his commoda vere.
multimodis igitur pravas turpisque videmus
esse in deliciis summoque in honore vigere.
atque alios alii inrident Veneremque suadent
ut placent, quoniam foedo adflictentur amore,
nec sua respiciunt miseri mala maxima saepe.
nigra melichrus est, inmunda et fetida acosmos,
caesia Palladium, nervosa et lignea dorcas,
parvula, pumilio, chariton mia, tota merum sal,
magna atque inmanis cataplexis plenaque honoris.
balba loqui non quit, traulizi, muta pudens est;
at flagrans, odiosa, loquacula Lampadium fit.
ischnon eromenion tum fit, cum vivere non quit
prae macie; rhadine verost iam mortua tussi.
at nimia et mammosa Ceres est ipsa ab Iaccho,
simula Silena ac Saturast, labeosa philema.
cetera de genere hoc longum est si dicere coner.
sed tamen esto iam quantovis oris honore,
cui Veneris membris vis omnibus exoriatur;
nempe aliae quoque sunt; nempe hac sine viximus ante;
nempe eadem facit et scimus facere omnia turpi
et miseram taetris se suffit odoribus ipsa,
uam famulae longe fugitant furtimque cachinnant.
t lacrimans exclusus amator limina saepe
floribus et sertis operit postisque superbos
unguit amaracino et foribus miser oscula figit;
quem si iam ammissum venientem offenderit aura
una modo, causas abeundi quaerat honestas
et meditata diu cadat alte sumpta querella
stultitiaque ibi se damnet, tribuisse quod illi
plus videat quam mortali concedere par est.
nec Veneres nostras hoc fallit; quo magis ipsae
omnia summo opere hos vitae poscaenia celant,
quos retinere volunt adstrictosque esse in amore,
ne quiquam, quoniam tu animo tamen omnia possis
protrahere in lucem atque omnis inquirere risus
et, si bello animost et non odiosa, vicissim
praetermittere et humanis concedere rebus.
Nec mulier semper ficto suspirat amore,
quae conplexa viri corpus cum corpore iungit
et tenet adsuctis umectans oscula labris;
nam facit ex animo saepe et communia quaerens
gaudia sollicitat spatium decurrere amoris.
nec ratione alia volucres armenta feraeque
et pecudes et equae maribus subsidere possent,
si non, ipsa quod illarum subat, ardet abundans
natura et Venerem salientum laeta retractat.                                             1200
nonne vides etiam quos mutua saepe voluptas
vinxit, ut in vinclis communibus excrucientur,
in triviis cum saepe canes discedere aventis
divorsi cupide summis ex viribus tendunt,
quom interea validis Veneris compagibus haerent?
quod facerent numquam, nisi mutua gaudia nossent,
quae iacere in fraudem possent vinctosque tenere.
quare etiam atque etiam, ut dico, est communis voluptas.

Volgens het epicurisme luidt de vraag ‘hoe moet ik handelen?’ eigenlijk ‘hoe moet ik handelen om zoveel mogelijk plezier en zo min mogelijk verdriet te hebben?’ Genieten (hedone hebben) is het ultieme doel en alles moet hierop gericht zijn. Dat betekent dus ook: het vermijden van verdriet. Dat laatste is minstens zo belangrijk voor een epicurist.
Wat betekent dat nou voor de erotische liefde voor een epicurist?
Volgens de epicuristen veroorzaakt liefde meer verdriet dan plezier! De liefde is slecht omdat die de verliefde verblindt: hij/zij ziet de geliefde als iets bovennatuurlijks en zelfs goddelijks en als zodanig – als bovennatuurlijks – onnatuurlijk en dús niet in staat erotische verlangens te vervullen. Verliefdheid leidt zoals we zagen in de vertaling tot een gecorrumpeerde vorm van seksueel verlangen. Wie verliefd wordt, heeft slecht nagedacht.
De epicuristen onderscheidden immers
(1) noodzakelijke natuurlijke verlangens,
(2) niet-noodzakelijke natuurlijke verlangens en
(3) onnatuurlijke verlangens.
Epicuristen zijn van mening dat het vervullen van alle natuurlijke verlangens genot oplevert, maar onnatuurlijke verlangens niet. Vergelijk het met een verlangen naar geld: je kunt nooit weten wanneer je echt het punt bereikt hebt waarop je genoeg hebt, en daardoor kan het verlangen nooit vervuld worden. Liefde is een onnatuurlijk verlangen, want liefde maakt blind:

nam faciunt homines plerumque cupidine caeci
et tribuunt ea quae non sunt his commoda vere.
multimodis igitur pravas turpisque videmus
esse in deliciis summoque in honore vigere.
atque alios alii inrident Veneremque suadent
ut placent, quoniam foedo adflictentur amore,
nec sua respiciunt miseri mala maxima saepe.
nigra melichrus est, inmunda et fetida acosmos,
caesia Palladium, nervosa et lignea dorcas,
parvula, pumilio, chariton mia, tota merum sal,
magna atque inmanis cataplexis plenaque honoris.
balba loqui non quit, traulizi, muta pudens est;
at flagrans, odiosa, loquacula Lampadium fit.
ischnon eromenion tum fit, cum vivere non quit
prae macie; rhadine verost iam mortua tussi.
at nimia et mammosa Ceres est ipsa ab Iaccho,
simula Silena ac Saturast, labeosa philema.

Liefde is dus alleen te verenigen met het epicurisme als en zolang het alleen een natuurlijk verlangen naar seks blijft, maar géén erotische relatie wordt. Daarom stelt Lucretius:

et iacere umorem coniectum in corpora quaeque
nec retinere semel conversum unius amore
et servare sibi curam certumque dolorem;

De liefde heeft dus nadelen voor het menselijk genot; Lucratius waarschuwt de mens: word niet verliefd! Pluk de vruchten van de seks, zorg dat je de mentale en fysieke genietingen van seks ervaart, maar word niet verliefd opdat je de nadelige gevolgen niet ervaart!

Maar hoe zit het dan met dat communis voluptas, dat wederzijds genot? Bestaat dat? Een antwoord is wellicht te vinden – zie Socrates meekijken en instemmend knikken! – in de regels vijf e.v in boek II

sed nihil dulcius est, bene quam munita tenere
edita doctrina sapientum templa serena,
despicere unde queas alios passimque videre
errare atque viam palantis quaerere vitae,
ertare ingenio, contendere nobilitate,
noctes atque dies niti praestante labore
ad summas emergere opes rerumque potiri.

En zijn Plato en Lucretius nu zo verschillend? Natuurlijk wel: ze hebben een andere kijk op de liefde, al is het maar het positieve en het negatieve! De eros is bij beiden een drang, een zoeken naar, maar bij Plato levert die het ideaalbeeld op, bij Lucretius alleen maar verdriet omdat we verblind zijn en de verb(l)inding per definitie – omdat zij onnatuurlijk is – geen bevrediging kent. Maar misschien telt dat verschil wel voor Aristophanes en Lucretius, zeker niet voor Socrates en Lucretius: bij beiden is het zoeken naar waarheid de wáre eros: de filosofie als hoogste (romantische) doel.

 

Vragen/opdrachten:

  1. Geef aan dat bij Plato de eros in dubbel opzicht een ideaalbeeld heeft.
  2. Geef aan dat bij Lucretius de eros losstaat van (de hogere) vriendschap.
  3. Geef aan welke verschillen tussen Plato en Lucretius je nog meer vindt én in welk opzicht ze elkaar aanvullen.
  4. Als een onnatuurlijk verlangen een verlangen is dat niet bevredigd kan worden en ipso facto vermeden moet worden, hoe kan dan de filosofie nog verkieslijk zijn, c.q. gelukkig maken? Leg deze paradox uit.

 

Tilburg,
J. Verweij, augustus 2022

 

Anders stemmen

Naast een rood voortaan ook een groen potlood

Nu de rook van de verkiezingen wat is opgetrokken …stel u eens voor hoe onze politiek eruit zou zien met louter vertegenwoordigers met hart voor het algemeen belang in plaats van hart voor de eigen zaak, die moedig daadkracht boven geldingsdrang plaatsen en die bruggen proberen te slaan in plaats van muren te bouwen.
Over zo’n omschakeling van ‘hard en moet’ naar ‘hart en moed’ gaat het onderstaande.

In de Atheense democratie is lang het ostracisme of het schervengericht in gebruik geweest: in de ekklesia, de volksvergadering, was het de stemprocedure om personen die men om een bepaalde reden wilde verbannen, daadwerkelijk te kunnen uitsluiten. De gedachte hierachter was dat men al te grote politieke tegenstellingen wilde voorkomen. Polarisatie werkte ook toen blijkbaar al contra-productief. Men stemde dan dus niet vóór iemand, maar men verhief juist zijn stem tégen iemand door op een scherf diens naam te krassen; behaalde die dan een vooraf bepaalde kiesdrempel, dan was de wet onverbiddelijk: wégwezen jij! Bekende leiders als Themistokles die als te gevaarlijk werden beschouwd – lees: een verlammende polarisatie in de hand werkten -, moesten zo het veld ruimen. In Griekse musea, vooral in Athene, zijn ook nu nog vele ostraka te bewonderen.
De huidige Nederlandse politiek laat een groeiende polarisatie met een daarmee gepaard gaande verharding zien. Minister-president Rutte zien we weliswaar  een appeltje etend op de fiets aankomen voor het wekelijkse overleg, maar de zwerm beveiligers om hem heen wordt angstvallig uit beeld gehouden. Politici worden (soms al jarenlang) beveiligd, huizen van ministers kennen zonder uitzondering extra surveillance en zelfs journalisten raken hun vrijheid kwijt.  De oorzaak ligt volgens velen deels in de verharding van de omgangsvormen in de Tweede Kamer. Onlangs zijn er regels opgesteld omdat grenzen van het betamelijke te vaak worden overschreden: men maakt elkaar uit voor landverrader, dreigt met tribunalen, vraagt waar de ander het ‘gore lef’ vandaan haalt  en schendt openlijk de privacy van anderen.
FvD heeft bij de laatste gemeenteverkiezingen openlijk een voorschot genomen op onderstaand plan door zich in Amsterdam met de leuze ‘Femke weg, auto’s en bomen terug’ te profileren. Ik ben het voor één keer hartgrondig eens met Thierry: men moet inderdaad ook kandidaten kunnen wégstemmen.
Ik stel voor dat we voortaan niet alleen met een groen (!) potlood óp iemand kunnen stemmen, maar ook het recht krijgen om met een rood potlood iemand wég te stemmen. Het aantal rode stemmen dient dan na de stemming afgetrokken te worden van het aantal groene.
Kosten? Waarschijnlijk alleen 12 miljoen groene potloden.
Baten? De polarisatie neemt gigantisch af, een ieder bedenkt zich voortaan wel twee keer voor hij of zij grote irritatie gaat opwekken – wat iets anders is dan een tegengestelde mening ventileren; een ieder gebruikt welgemanierde taal, bedreigt niet, gebruikt de partij niet als verdienmodel, vermijdt iedere vorm van narcisme en trapt niet als een complotdenker in de valkuil van mono-causaliteit door in willekeurige gebeurtenissen gemakshalve een patroon te zien en daar dan triomfantelijk een intentie bij te bedenken.
Saai? Alleen als u integriteit, oprechtheid en manieren tonen saai vindt.
Zit er ook een nadeel aan? Ja, zeker. Persoonlijke rekeningen kunnen worden vereffend, persoon en mening worden misschien verward met elkaar, maar dat is dan maar de prijs die we moeten betalen.
FvD kán al niet meer tegen zijn en beschaafde politici hóeven niet tegen te zijn: laten we dus samen voortaan met groen én eventueel ook met rood gaan stemmen en weer vóórbeelden gaan zien. Krijgen we vast ook weer het vertrouwen terug in de politiek.

 

  1. Jan Verweij, Tilburg

Het belang van teksten lezen in de oorspronkelijke taal.

Plato lezen in het Oud-Grieks…..dan kun je toch net zo goed vertalingen lezen?
Ja, dat kan, maar is lang zo leuk niet!

Bovendien… ik wist wel dat waarheid in het Grieks aletheia is. Dat is de bron, het fundament voor de socratische methode. De waarheid zit immers IN de mens en hoeft er alleen uit gehaald te worden. Dat kan met de maieutiek, door als een vroedvrouw de waarheid ter wereld te brengen.
Maar hoe komt die waarheid in de mens, beter: hoe kan die waarheid in de mens blijven? We worden immers allemaal bij de wedergeboorte eerst gedompeld in de rivier de Lethe opdat we alles vergeten van een vorig leven; zo wordt het een hiernamaals en niet een hiernanógmaals.

Alleen …. De waarheid is niet ontvankelijk voor het wegwissen door het water uit de Lethe, vandaar : a – letheia.

En dat soort zaken leerde ik nou tijdens de lessen oud-Grieks!