Artikel geschreven voor het onderwijsblad MESO:
Onderwijs en Vernieuwing: twee overzijden die elkaar schijnen te vermijden
Jan Verweij, docent filosofie, voormalig lid onderwijs2032
De geoefende poëzie-lezer herkent in de titel enige regels van het gedicht van Martinus Nijhoff.
In onderstaande betoogt Jan Verweij dat er een nieuwe brug nodig is om onderwijs en vernieuwing weer buren te laten worden.
Stelt u zich eens voor: een tijdreiziger uit de 19e eeuw, zeg 1850, landt met een uiterst ingenieus apparaat in onze tijd in een willekeurige stad. Hoe futuristisch zijn tijdmachine voor zijn tijd ook is, hij zal ongetwijfeld zijn ogen uitkijken naar alle vernieuwingen van de laatste decennia, sterker nog: hij zal totaal, maar dan ook totaal ontheemd om zich heen blijven staren, verstard bij het zien van al die onbegrijpelijke innovaties. Waren de trage en geleidelijke ontwikkelingen in de eeuwen vóór zijn tijd nog redelijk bij te houden en te overzien, sindsdien heeft de wereld een complete metamorfose ondergaan. Enigszins tot rust en bedaren gekomen zal hij wat gaan wandelen, zich verbazen en verwonderen tot er opeens, ja opeens een gulle glimlach op zijn gezicht zal verschijnen, want één maatschappelijk instituut dat hij opmerkt, herkent hij onmiddellijk: de school!
Zestig jaar geleden ging ik voor het eerst naar school, ik was vier jaar oud. De kleuterschool heette dat toen nog. Juffrouw Roos was mijn eerste liefde. We zaten in drie rijen, de klas kende 32 leerlingen; jaren later kregen we 15 vakken, hadden we drie proefwerkweken per jaar, moest ik één keer een heel jaar overdoen omdat ik twee of drie vakken niet voldoende beheerste, en werd het hoogtepunt van het jaar de buitenlandse reis.
Ik ben (toch) het onderwijs ingegaan en ik geef nog steeds enthousiast les aan …. 32 leerlingen in 3 rijen, die 15 (dezelfde) vakken krijgen, die nog steeds een heel jaar moeten overdoen als ze …etc etc.
Die twee gegevens zijn op zich al frappant, nóg frappanter is het dat collega’s in het veld klagen over de vele en de snelle veranderingen in het onderwijs. ‘Laat het onderwijs eens met rust’ is de tekst op menige grafsteen van álle vruchteloze pogingen tot onderwijsvernieuwing. Met vele uitroeptekens erachter. En in kapitalen.
Het onderwijs dat zich – in mijn ogen – niet zó zou moeten inrichten dat het leerlingen opleidt om naadloos de maatschappij in te schuiven, maar juist leerlingen dient op te leiden om een nieuwe maatschappij te creëren, gedraagt zich hopeloos conservatief. Heine zei het naar verluidt al: als de wereld vergaat, vlucht dan naar Nederland, want daar gebeurt alles 50 jaar later. Ik ben benieuwd hoeveel tijd hij in zijn advies zou geven als hij naar het onderwijs had gekeken.
Bij de start van onderwijs2032 in 2015 voelden we ons gesterkt door talloze ontwikkelingen die ons het momentum aangaven: de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid adviseerde indertijd al met klem dat er snel aandacht voor vaardigheden moest komen, uitkomsten van discussies naar aanleiding van Het Alternatief pleitten unaniem voor meer verdieping met meer horizontale integratie, de SLO ageerde fel tegen methodeslavernij en de Onderwijsraad hamerde op een radicale curriculumvernieuwing. Het momentum was daar, aan de horizon gloorde de bereidheid een fundamentele discussie aan te gaan. Het jaartal 2032 namen we niet alleen veiligheidshalve op als stip aan de horizon, leerlingen die in het jaar van start van onderwijs2032 geboren werden, gaan immers dán hun eindexamen doen.
We gingen voortvarend aan de slag. We spraken met meer dan tienduizend leraren (we kennen immers in Nederland 16 miljoen bondscoaches, we gingen er vanuit dat er net zoveel onderwijsdeskundigen rondlopen), we liepen deuren van raden, organisaties en overkoepelende instituten plat; we studeerden, lieten ons leiden door deskundigen, betrokken leerlingen erbij door adviesvangers op te leiden, we publiceerden regelmatig over de voortgang en we kwamen uiteindelijk tot een afrondend advies. Ja, de vuilspuiterij die twitter heet, liep af en toe roodgloeiend aan, de naam van de voorzitter (Paul Schnabel) werd verbasterd totdat de ó zo ludieke naam Schnabeltjeskrant het leven zag en de BON zaagde onvermoeibaar door aan alle stoel- en tafelpoten. Maar geen nood: op vleugels van het momentum weet u nog wel?
We kwamen zo tot een advies, ik herhaal de punten hier maar niet uitgebreid – ze zijn genoegzaam bekend omdat ze zo sober zijn (onder andere aandacht voor méér persoonsvorming naast de kwalificatie en de socialisatie, een vaste basis genaamd kerncurriculum met Nederlands, Engels, rekenvaardigheid (inclusief wiskunde), digitale geletterdheid en burgerschap als verplichte onderdelen, drie leerdomeinen (Mens & Maatschappij, Natuur & Technologie, Taal & Cultuur), een grotere rol voor Engels in het basisonderwijs en aandacht voor zowel meetbare als ‘merkbare’ leeropbrengsten)-, maar ik licht er ééntje uit omdat die zo exemplarisch is voor wat er verder gebeurde. We adviseerden de vakken Frans en Duits af te schaffen als verplichte vakken. Let wel: als verplichte vakken (geen gymnasium zal het (terecht) in zijn hoofd halen de vakken te schrappen, geen vervolgonderwijs in het oosten van het land zal Duits verwijderen, maar waarom toch voor iedereen – ook voor allochtonen voor wie die vakken onoverkomelijke hindernissen zijn – deze vakken nog verplicht stellen?).
De vakgroep Duits was het met ons eens. Wat betreft Frans.
De vakgroep Frans was het met ons eens. Wat betreft Duits.
Naarmate we verder en verder kwamen en voorzichtige conclusies presenteerden, schoven de achterste rijen leraren die met de armen over elkaar mopperden dat hun nog niets gevraagd was, langzaam op naar voren. Tweehonderdvijftigduizend werknemers in het onderwijs: we kwamen er achter dat we ze nooit zouden kunnen bereiken. Lubach koos het advies uit als schietschijf op de zondagavond en het momentum begon langzaam te verschuiven naar de einder; een journalist in De Correspondent kwam zelfs met de complottheorie dat alles allang bekokstoofd was en onderwijs2032 slechts een smoesje was: architect (lees SLO en het ministerie) en metselaar zouden één zijn! Elvis schijnt ook nog ergens te leven.
Wat was er toch gebeurd?
In mijn lessen filosofie leg ik mijn leerlingen het prisoner’s dilemma uit: het verschijnsel dat niemand meteen kiest voor het objectieve goede, maar eerder voor het subjectieve betere. Vele, ja bijna alle maatschappelijke problemen zijn het gevolg van deze houding, van het klimaatprobleem en de overbevissing van de zeeën tot onze fileproblemen. Meestal leg ik het dilemma uit met behulp van de bezette ligstoelen in de resorts: ’s ochtends om half 9 bestormen vaders het zwembad om voor de hele dag 4, 5 of 6 stoelen te claimen (want anderen doen dat immers ook!).
Ik heb sinds ik aan onderwijs2032 meewerkte een nieuw voorbeeld: het onderwijs.
Zolang democratisch gevraagd wordt aan leraren hoe en wat, bewaakt ieder het eigen territorium; zolang eigenaarschap over de lessen gezien wordt als eigenaarschap over het onderwijs, zal er niets, helemaal niets veranderen.
Schaar ik me met deze opmerking bij de groep cynici die helaas ook in het onderwijs (spaarzaam) te vinden is? Welnee, zeker niet.
Als vakdidacticus vraag ik mijn studenten te dromen onder het motto van Loesje ‘bedenk het eens wél zo gek’. Geen student komt op een onderwijs zoals we dat nu kennen. Als leraar vraag ik collega’s wel eens te dromen en te wensen: niemand komt uit op de huidige situatie, zelfs in de verste verte niet! Overeenstemming is er wel, zolang de ander (lees: een ander vak) er niet beter van wordt.
Deze patstelling dient doorbroken te worden. Nu de onderwijscoöperatie is begraven (ik weet: juist deze organisatie trok het plan noodgedwongen terug), is Alexander Rinnooy Kan druk bezig een nieuwe opzet te maken zodat de beroepsgroep eindelijk weer een vertegenwoordiging heeft die aanspreekbaar is (en ook iets zinnigs kan en mag zeggen over kwaliteitsbewaking) en dán…., ja dan zal blijken dat onderwijs2032 rimpels heeft veroorzaakt en dat curriculum.nu een golfbeweging in gang zet: 150 inspirerende leraren van 84 scholen zijn immers bezig met een concrete uitwerking van het curriculum! Maar eerst is een vertegenwoordiging met gezag nodig, een platform van de beroepsgroep van, voor en door ons allen (ja, die formulering van onderwijscoöperatie blijf ik toch maar even gebruiken).
De onmacht van ons docenten iets te doen aan het lerarentekort – om maar eens een ander probleem bij de horens te vatten (welke beroepsgroep staat toe dat er soms wel 30% van het werk verricht wordt door onbevoegden?) – is een teken aan de wand: wij hebben geen zorg voor het onderwijs, wij hebben allemaal als gevangene zorg, véél te veel zorg en aandacht voor ons eigen vak, we willen het betere zonder het goede na te streven: zolang wij dat niet inzien, kan de tijdreiziger van 2018 rustig nog een kopje koffie gaan drinken: maakt niet uit wanneer hij gaat (en komt).
Tot die tijd geef ik vrolijk en vooral enthousiast les aan tweeëndertig leerlingen, in drie rijen, met drie proefwerken, krijgen ze 15 losse vakken en moeten ze als ze twee of drie vakken …… nee, dat is toch weer een te cynische afsluiting, daarvoor ben ik te blij ooit het onderwijs in te zijn gegaan, daarvoor houd ik veel te veel van het onderwijs, zelfs méér dan van mijn eigen vak (tenminste, dat probeer ik).