Artikel in TROUW

‘Geef je op voor Leraar van het Jaar’

  ‘Wat is de mythe van het moderne zelf?’ Nadat Jan Verweij de vraag heeft gesteld, blijft het even stil. Het is sowieso al een pittige vraag, maar helemaal als je er al een hele schooldag op hebt zitten. In een noodlokaal van het Sint-Odulpuslyceum in Tilburg bereiden zo’n twintig leerlingen zich voor op het eindexamen filosofie, straks in mei. Ondanks het late tijdstip – het loopt tegen vieren – is de betrokkenheid groot en de discussie levendig.
Ligt het aan de docent die er voor de klas staat? Het zou heel goed kunnen. Pas geleden is Jan Verweij namelijk uitgeroepen tot Leraar van het Jaar. De Onderwijscoöperatie, gevormd door de belangrijkste onderwijsvakorganisaties in Nederland, heeft deze onderscheiding een paar jaar terg in het leven geroepen ‘als bekroning voor vakmanschap.’ Zo wil ze volgens eigen zeggen kwaliteit in het onderwijs bespreekbaar maken.
De prijs is dus expliciet bedoeld als eerbetoon en mikt zelfs op groter aanzien van het leraarsvak. Maar ervaart de leraar in kwestie dat ook als zodanig? Doet de onderscheiding met andere woorden ook wat ze belooft?
‘Natuurlijk was ik ontzettend trots en heb ik een paar keer aandachtig nagelezen waarom ik Leraar van het Jaar geworden ben,’ zegt Verweij als we aan een tafeltje in de personeelsruimte zitten. ‘De beroepseer wordt wel degelijk geprikkeld door het feit dat er mensen zijn die via deze prijs hun waardering kenbaar maken.’
Als blijk van erkenning voor zijn onderwijskwaliteiten heeft hij onder meer een iPad gekregen, een boek en een cheque van 1.000 euro van het ministerie van OCW, in te zetten voor ontwikkeling in de school. En daarnaast mag hij natuurlijk de titel ‘Leraar van het Jaar’ voeren. Tot oktober, want dan moet hij het stokje aan iemand anders overdragen.
Aanvankelijk hield Verweij de boot af toen hem werd gevraagd mee te doen. ‘Ik geef al 34 jaar les en vind mezelf niet de beste docent, want welke criterium moet je daarvoor opstellen?’
Is dat wellicht de invloed van het calvinisme dat aanspoort tot nederigheid en maakt dat we trots zien als misplaatste borstklopperij? Verweij aarzelt bij dit soort sociologische bespiegelingen. ‘Ik vraag me serieus af of het inderdaad zo is dat we niet willen dat mensen boven het maaiveld uitsteken. Volgens mij praten we dit onszelf alleen maar aan. Kijk maar naar de grote aandacht die we koesteren voor sporthelden.  Maar ik merkte het ook nadat ik Leraar van Jaar was geworden. Via Facebook of een mailtje lieten oud-leerlingen aan me weten hoe leuk ze dit vonden en ook hoe trots zij welf waren.’
Feit is echter wel dat er druk van buitenaf voor nodig was om mee te doen aan de Leraar van het Jaarverkiezing, geeft Verweij toe. ‘Op school hebben ze me een beetje gepaaid. De boodschap was: als ambassadeur van het onderwijs kun je veel voor ons betekenen. Die rol wilde ik graag op me nemen, maar gaandeweg merkte ik dat de Leraar van het Jaar echt veel meer is dan ‘So you think you can teach.’
‘De prijs had weinig aanzien gehad als het een kwestie was geweest van zoveel mogelijk leerlingen mobiliseren om op mij te stemmen. Maar de jurering gebeurde heel gedegen. Zo werden mijn collega’s uitvoerig geïnterviewd en leerlingen moesten lange vragenlijsten invullen. Het moeilijkste vond ik misschien wel toen ik mezelf in twee minuten moest presenteren in een elevator pitch. Heel stevig, maar daardoor krijgt zo’n prijs wel waarde.’
Welbeschouwd is dit helemaal in de geest van hoe Verweij het onderwijs zelf ook benadert. ‘Aan excelleren hecht ik grote waarde (aan). Dat zal wel mede komen door mijn ouders. Ik herinner me nog heel goed dat mijn moeder naar mijn rapport keek en zag dat er een onvoldoende op stond. Maar ze zei níet dat ik die vijf moest ophalen. In plaats daarvan wilde ze dat ik van die acht een negen maakte.’
‘Het is een verschil hè,’ geeft Verweij aan. ‘Natuurlijk kun je er heel veel energie in steken om de onderkant ietsjes naar boven te trekken. Terwijl het vermoedelijk veel gemakkelijker is om ergens in te excelleren. Daarom vind ik, ietwat gechargeerd gezegd, een rapport met negen zessen en één tien beter dan een rapport met tien achten. Excelleren is belangrijker dan allrounden.’

De nadruk op excellentie is een constante in het gesprek met Verweij. Zo ook als hij verwijst naar de banner die prominent aan de gevel bij de entree van de school hangt. Daarop staat zijn portret met de mededeling dat de Leraar van het Jaar ‘hier’ lesgeeft. (zie https://www.janverweij.com/agenda/)
Natuurlijk is die banner onderdeel van het ambassadeurschap dat hoort bij de Leraar van het Jaar, net zoals hij spreekbeurten geeft over het onderwijs op verschillende podia en aanschuift bij televisie. Toch, benadrukt hij, komen dit soort publieke optredens ook weer niet helemaal voort uit strategische overwegingen. ‘Zo’n banner zegt wel degelijk iets over school. Stuur je je kind naar een school omdat daar één docent zit die Leraar van het Jaar is geworden? Nee, natuurlijk niet, maar tegelijk is dit me een te negatieve benadering. Ik ben er namelijk van overtuigd dat je alleen kunt uitblinken met behulp van je collega’s. Zo’n titel als Leraar van het Jaar zegt dus wel degelijk ook iets over de school als geheel.’
Kwaliteit mag dus gezien worden, juist omdat zo duidelijk wordt hoe een individu opbloeit in de omgeving waarin hij verkeert. Het klinkt aannemelijk, maar kan Verweij uitleggen hoe dit voor hem geldt? ‘Een jaar of vijf, zes geleden zei ik tegen mijn rector dat ik mijn promotie wilde afmaken. Toen heb ik daarvoor van hem tijd gekregen. Máár dat kon hij alleen maar doen omdat hij wist dat de rest van mijn collega’s mij niet met scheve ogen aankeek als ik iedere dinsdagmiddag naar Rotterdam ging om te studeren.’
Verweij haalt nog een ander voorbeeld aan. ‘Vanochtend is op de website van de school gezet dat een leerling uit 4 VWO zilver heeft gewonnen bij het Nederlands Kampioen hardlopen. Wat zegt dat over een school? Eigenlijk niets, maar toch ook weer heel erg veel, want die jongen krijgt de mogelijkheid om te excelleren.’
Eigenlijk werpt de onderscheiding van Leraar van het Jaar op verschillende manieren zijn vruchten af, bedenkt Verweij zich in de loop van het gesprek. Niet alleen is de prijs een eerbetoon aan goede docenten, ook prikkelt zij om na te denken over wat het docentschap precies inhoudt. ‘Dat is een mooie parallel met mijn vak. Net als de filosofie zet de Leraar van het Jaarverkiezing aan tot reflectie. Als ambassadeur moet je namelijk een mening hebben over het onderwijs. En dat niet alleen: je moet er een uitgesproken mening over formuleren. Daarmee doel ik niet op een visie, maar een onderbouwde visie. Dat je daartoe wordt aangespoord, en nu ga ik iets gevaarlijks zeggen, dat je een betere docent wordt.’
Dus ja, de Leraar van het Jaarverkiezing lijkt wel degelijk de uitstraling te hebben die nodig is om het onderwijs echt in het zonnetje te zetten. Verweij verwijst er zelfs expliciet naar in zijn optredens. ‘Binnenkort ga ik een workshop geven over hoe je beter in je vak wordt en één van de tips die ik geef, luidt dan ook: geef je op voor Leraar van het Jaar.’

dr. Jan Verweij