masterclass Amsterdam

Dames en heren,

Mijn naam is Jan Verweij, ik ben al 34 jaar leraar en ik ben het levende bewijs dat de aanhouder wint, want ik ben dit jaar gekozen tot leraar van het jaar. Op de vraag die ik steevast krijg wat mij de beste leraar maakt, antwoord ik uiteraard meteen dat ik dat niet ben, dat ik beslist niet de beste ben, ook niet de leukste, maar de ambassadeur; maar vandaag maak ik een uitzondering, want ik wil een masterclass over authenticiteit gaan geven.
Mijn vakgebied is de filosofie, met name de ethiek die de vraag wat het goede is centraal stelt, en daarbinnen weer de deontologie, het kantianisme.
Ik ben ook een groot aanhanger van Lance Armstrong, en ik ben zelf een zeer gedateerd wielertalent (met de nadruk op zéér gedateerd hoor), en bewonder Lance enorm. Gaat u maar na: op wielergebied heeft hij de sport professioneel gemaakt, heeft aangetoond dat excelleren belangrijk is met zijn foundation heeft hij in zijn eentje meer dan een half miljard (700 miljoen dollar) bij elkaar gefietst voor de kankerstichting. Dat hij daarbij een geheim motortje gebruikte van het merk EPO dat overigens alle andere renners ook hadden, maakt hierbij niet uit: meer dan een half miljard is er door zijn toedoen naar zijn foundation live strong gegaan. Mijn held!!!
Waarom vertel ik u dit? Om duidelijk te maken dat de tegenhanger het de plichtethiek, namelijk het consequentialisme, kijkt naar de gevolgen van een daad, wat iets heel anders is dan naar de intentie van een daad kijken. Want dan vind ik Armstrong een dief, een bedrieger, een leugenaar.
Je positie, je perspectief kleurt je mening, je oordeel. Spreek dus over perspectieven, niet over de gevolgen daarvan, de meningen of oordelen, want dan spreekt de een Fins, de ander Turks.
Filosofen zijn derhalve van nature recalcitrant en hebben geen enkel respect voor de mening van een ander, da’s een ingebakken voorwaarde. Wel respect voor de ander uiteraard.
Als filosoof wil ik u een les geven over authenticiteit. Over authentieke leraren. Een persoonlijkheid is te kennen aan grofweg 4 elementen:
Authenticiteit / reflexiviteit / Herkenbaarheid / Zelfkennis.
Al die 4 elementen maken de mens.
Eerst de authenticiteit.
Ik begon 34 jaar geleden met lesgeven en dat was een ramp. Ik had geloof ik 6 lessen vakdidactiek gekregen en 4 lessen zelf lesgegeven bij een strenge lerares in 2 gym die achterin de klas bleef zitten en hup: ik kreeg opeens 29 uur HAVO per week voor mijn kiezen. 3F spande daarbij de kroon: ik had ze vrijdag het 7e uur en was ik daar op zaterdag van bekomen , dan kon ik me op zondag opmaken voor maandag het 1e uur. Het verschil tussen vrijdag en maandag: niet stil te krijgen en niet aan het werk te krijgen. Uren nadat ik er had lesgegeven, dwarrelden de natte proppen nog van het plafond.
En hoe gaf ik les? Ik imiteerde wat leraren, ik werd een mengeling, een mix  van mijn docenten. Vooral van mijn docent Nederlands, een man die in talloze bijzinnen kennis overdroeg die ik nu nog weet. Had hij het bijvoorbeeld over een molenaar, dan vertelde hij me dat de molenstenen van een molenaar ‘billen’ heten, dat die een relief, een patroon hebben: niet te glad, niet te ruw, iedere molenaar had zo zijn eigen geheim relief zoals je nu in autobanden ziet, maar één keer per jaar moesten die molenstenen van elkaar af om schoongemaakt worden en dan moest het geheim van de molenaar, die inkepingen, openbaar worden: hij moest met de (niet zijn, maar de) billen bloot. In de bijzin vertelde hij er dan bij dat molenaars graan/meel verkochten in potten , ze die eerst vulden, dan de prijs afspraken en dan afstreken met een stok die nat gemaakt was waardoor daar dan nog extra graan aan bleef plakken, de strijkstok die dus – goed onthouden voor later jongens – niets met muziekinstrumenten te maken had. Ik weet dat nu nog. U vanaf nu ook.
Zo’n leraar. Die imiteerde ik. Een snufje van de leraar Frans en een beetje van de lerares wiskunde.
Vandaag vraag ik u ook met de billen bloot te gaan.
Ik ga u een andere vorm van ethiek uitleggen dan het kantianisme of het consequentialisme. Ik ga u de ethiek van Aristoteles in een notendop uitleggen, de deugdethiek.
Deugen is een ouderwets woord, het betekent doen wat je moet doen. Iets wat doet wat het moet doen, deugt, doet het dat niet, dan deugt dat ding niet. Deze pen moet schrijven, zo niet deugt ie niet, een muis voor een computer moet werken, zo niet dan deugt ie niet. Ook wanneer een pen opeens dat werk over zou nemen, deugt ie niet. Deugen is doen wat je moet doen. Ja: je moet doen, want ook voor de mens geldt dat. Ik moet doen wat ik moet doen om te deugen. Ik heb andere kwaliteiten dan u, ik moet – in christelijke termen – mijn talenten benutten. U bent een muis, ik een pen. Of andersom.

Maar bij een pen of muis is het simpel, dat weten we, maar hoe zit het met u of met mij? Wanneer deugen wij? Wanneer zijn wij gelukt, wanneer zijn wij DUS gelukkig?
Aristoteles formuleerde dat altijd: wij kunnen allemaal eiken worden, maar zijn die nog naar in de dop: eikels (persoonlijk formuleer ik die gedachte liever met de beeldspraak tulpenbollen en tulpen)
Aristoteles, leerling van Plato 2400 jaar geleden, had daar twee pasklare antwoorden op hoe dat te doen.
Mogelijkheid 1: (en het interactieve komt nu reeds om de hoek kijken, ik vraag u mee te doen aan een gedachte-experiment) neem iemand in gedachten die u sterk bewondert; vraag u vervolgens af waarom u deze persoon bewondert en u komt bij een eigenschap die u zelf in mindere mate bezit (anders zou het wel heel erg zijn); welnu: die eigenschap heeft blijkbaar zo’n aantrekkingskracht op u en u bezit die blijkbaar nog in zo’n geringe mate dat u daarnaar moet streven, moet oefenen, gewoon door het te doen. Wesley Snijder weet ook niet hóe hij een penalty neemt, maar kan dat fantastisch en waarom? Omdat hij er dagelijks 15 neemt.
Andersom kan ook: neem t u iemand in gedachten waar u een hekel aan heeft, vervolgens vraagt u zich af waarom en vervolgens trekt u een les.
Er is een tweede manier om u zelf met de billen bloot te laten gaan. Een drietrapsraket. Let op.
De eerste trap. Stel u heeft een oude auto, net als ik en we spreken af – om wat voor reden dan ook – dat we 3 maanden ruilen. Ik moet u wat vertellen, u moet mij wat vertellen. Het achterlicht, de versnelling, de rechterachterdeur etc. Hij maakt u zo bewust van in dit geval uw auto, wat niet zo interessant is.
Tweede trap. Wij ruilen – het komt al dichterbij – van lichaam. U krijgt vor 3 maanden mijn lichaam, ik het uwe. Ik moet u wat vertellen, een handleiding, wat functioneert niet meer goed, waar moet u op letten (geen pinda’s, bier meer opletten, achillespezen etc). Wat vertelt u me.
Derde trap: wij gaan gedurende 3 maanden van karakter ruilen. Wat moet ik u vertellen, wat moet u mij vertellen? Ik vraag u even na te denken, niet om iets te bedenken maar om een rangorde aan te brengen, want als u nu nog moet gaan denken weet ik het wel: gebrek aan reflectie.
Wat moet ik van u weten als mens, wat moet ik van u weten als docent. Wat is de maatstaf, wat is het criterium, perfectioneren is mooi, de bovenkant ophogen prachtig, maar hoe staat het met de onderkant. Is namelijk veel makkelijker, kijkt u eens naar uw school, kunt u zeggen wie de beste collega’s zijn, waarschijnlijk niet, maar haal de 3 slechtst presterende collega’s weg en het niveau van uw school stijgt sprongsgewijs. Zo is het ook met u. Daarom stel ik nogmaals de aristotelische vraag: wat moet ik van u weten als wij gaan ruilen? Wat is niet goed, wat werkt minder, waar moet aan gewerkt worden?
De kern van de filosofie is de uitspraak die al in Delphi boven de tempel van Apollo hing: ken u zelve, gnoti seauton.
De navel van de aarde werd bij de Grieken wel gezien in Delphi. Daar zat de priesteres die vertelde wat en hoe. Niet in de zin van een waarzegster zoals op de kermis, maar als iemand die in contact stond met de goden. Je ging naar Delphi en verbleef daar dan een week, een maand, drie maanden. Retraite zouden wij dat nu noemen. Bezinningsweken. Al in de oudheid was het zo dat het leven na een bezoek aan Delphi een andere loop nam.
Waarom moet je je kennen? Om jezelf te kunnen veranderen. Kennis die maakt dat je wordt wat je weet is zinnige kennis, kennis die alleen maar handig is maar je niet verandert, is alleen nuttig: het nummer van je mobiel , je geboortedatum, de naam van je vrouw. Ik herhaal: kennis die maakt dat je wordt wat je weet, is alleen zinnige kennis.
Een Franse antropoloog Rene Girard komt 2400 jaar later met een verbluffend antwoord op de vraag wat een mens is. Vraag je aan een econoom wat een mens is en je krijgt een antwoord in d trant van een producerend of een consumerend wezen, aan een bioloog en je krijgt een organisme, aan een … afijn u snapt.
Maar wat zegt een filosoof? Welk perspectief neemt die?
Girard stelt dat de mens een mimetisch wezen is. Wij bootsen na. En wie bootsen wij na? Wij bootsen ons ideale – dus niet bestaande – ik na. Hoe onzekerder wij zijn, des te meer spelen wij toneel, bootsen wij na. Wij doen dat met trucjes, attributen; wij imiteren degene die wij willen zijn. Zegt u nu niet dat u uzelf bent of u zelf wilt zijn, want dat zou een tevredenheid impliceren, het voortdurend je best doen, je zelf verbeteren, dus een ander spelen is een – volgens Girard – vooringenomen houding van de mens. Dat betekent dingen er af halen, dat betekent dingen er aan toe voegen. Waar ik me voor schaam, wat ik niet bij mezelf wil laten horen, haal ik er van af (voorbeeld republikeins), wat ik niet heb voeg ik toe ( ). Kunstmatig.
Mocht u twijfel hebben over de filosofie van Girard: kijkt u eens een avondje naar de STERreclames en u weet genoeg: producten worden aangeprezen omdat ze iemand anders van u maken, niet vanwege de kwaliteit het produkt!
Zowel Girard en Aristoteles zeggen dat de mens zichzelf maakt, niet dat hij iemand is.
Wat hebben docenten hieraan? Waarom vertel ik dit?
Allereerst om aan te geven dat je nooit een goede docent bent, maar hoogstens een goede docent wordt. Aangezien de omstandigheden veranderen en ook de eigen leeftijd, is de goede docent van 20 jaar geleden nu misschien wel hopeloos verouderd.
We hebben het deze dagen veel over afkijken, over het gegeven dat een creatio ex nihilo niet bestaat, over peer review. Feedback van mijn collega’s krijg ik eigenlijk alleen maar van mijn collega’s bij openbare bijeenkomsten of van mijn stagiaires: da’s wel zo veilig natuurlijk. Een veel gemaakt compliment bij jubilea e.d. in het onderwijs is de uitspraak ‘my home is my castle, but my school is my palace’. Dat lijkt een compliment, maar is ook een beetje navrant. Wij hebben allemaal een eigen koninkrijk, koning in de klas, de deur dicht, de poort gesloten. Ik geef het toe. Er is nog heel wat te bereiken op dit punt.
Maar: naast de collegiale intervisie is er een andere vorm met hetzelfde doel dat mij eerlijk gezegd veel meer aan het hart ligt, dat is niet gaan kijken of bekeken worden op terrein van didactiek, dus kijken naar werkvormen, voorbeelden, klassenregie e.d., maar meer naar het ervaren van hoe dat is: ik bedoel dus niet alleen uit de rol van leraar stappen naar beschouwer, maar ook uit die rol – nog verder dus – naar de rol van student / leerling; ervaren hoe het is om op een speciale manier les te krijgen.
Als je merkt, als je zelf ervaart hoe het is om een uur frontaal les te krijgen, als je merkt hoe vervelend het is zonder voorbeelden les te krijgen, zonder persoonlijke aandacht is de drang en de noodzaak zelf veel groter.
Dus naast het advies om bij elkaar te gaan kijken – Aristoteles zei het al: de mens moet groeien door af te kijken ! – is mijn advies er een van een groter orde: ga studeren, ga weer op de plaats zitten van een leerling, het liefst af en toe in een vak dat je juist niet ligt, waar je geen of weinig aanleg voor hebt. Het is zo verrijkend om te zien ten eerste hoe dom je kunt zijn in bepaalde vakken (dan snap je die leerling weer die het na 8 x nog niet snapt) en b. hoe jij zelf voordeel hebt of nadeel hebt van bepaalde vormen van onderwijs.
Laat ik een voorbeeld geven:
Ik ben vorig jaar gepromoveerd en moest mijn promotor soms wel 5x vragen iets uit te leggen en dan snapte ik het nóg niet. Geloof me: dat maakt nederig hoor; geen leerling krijgt van mij meer te horen dat hij het nou onderhand toch wel moet snappen omdat ik het al 2 x heb uitgelegd!
Dus: afkijken bij anderen lijkt me een heel erg goede stap, maar net als een tandarts af en toe verplicht wordt om in de stoel zelf te gaan liggen, zouden leraren verplicht gesteld moeten worden niet BIJ te scholen maar NIEUW te scholen.
Wil je als docent deugen, streef dan naar je betere docent in je, speel hem en je wordt hem. Maar niet jezelf zijn hoor…